Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 9 maart 2012

De sluizen open in Bruckner

Britten en Bruckner. Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Mariss Jansons. 7 maart, Concertgebouw, Amsterdam. Herh.: 9 en 11 maart. Radio 4: 11/3, 14.15 uur

Dirigenten doen het zelden rustig aan. Mariss Jansons, de chef van het Koninklijk Concertgebouworkest, mag dan wat minder voor zijn orkest staan dan gebruikelijk is, hij heeft ook nog een rol bij gezichtsbepalende activiteiten in het Concertgebouw. Zo leidt hij begin mei een dirigentenmasterclass, en is hij volgend seizoen hoofdpersoon van een Carte Blanche waarin hij naast het KCO drie toporkesten dirigeert.

Deze week is hij de spil in een programma waarin een niet zeer vanzelfsprekende combinatie wordt gemaakt van een grote Engelse en een grote Oostenrijkse componist. Benjamin Britten, met wiens Vioolconcert de avond opent, had veel meer met Mahler dan met Bruckner. Zijn vioolconcert is hoe dan ook een robuust stuk, dat niet de indruk maakt van een lichtvoetig voorafje. Het is een intrigerend opus. Zo is het middendeel, een wilde rondedans, het snelste van de drie. De manier waarop de veelal traditionele akkoorden aan elkaar gekoppeld zijn, is van een gedurfde originaliteit.

Voor de violist is het een hele kluif, en solist Dmitri Sitkovetsky kwam er woensdag dan ook niet helemaal zonder problemen doorheen. Met name het eerste deel werd ontsierd door tonen die pas na een klein schuivertje belandden waar ze moesten zijn.

Jansons, die in Britten al had laten horen dat zijn equipe in prima conditie verkeert, leverde een bijzonder overtuigende vertolking van Bruckners Zesde Symfonie. Ook dit werk zet vrijwel direct het gehoor op scherp, door elkaar ternauwernood rakende ritmes en boeiende, ongrijpbare figuren.

De herhalende patronen, die bij Bruckner een enkele maal tot associaties met een vinexwijk kan leiden, zijn in deze symfonie minder manifest: alleen het derde deel, het Scherzo, is uit een muzikale mal afkomstig, de getokkelde, orenspitsende pizzicatopassages daargelaten. Jansons maakte het daaraan voorafgaande Adagio tot een groots en nobel gezang. In het slotdeel zette hij met het tot één groot instrument samengesmede KCO de sluizen open, zodat de altijd nog aanwezige grote blokken omspoeld werden door turbulente, minder voorspelbare delen.


© Frits van der Waa 2012