Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 13 maart 2012

Brahms gedijt bij benadering Nieuwe Philharmonie

Brahms, Wagenaar en Hol door de Nieuwe Philharmonie Utrecht. 11/3. Vredenburg Leidsche Rijn, Utrecht.

Enig chauvinisme is nooit weg. Utrecht heeft sinds ruim twee jaar een eigen orkest, de Nieuwe Philharmonie Utrecht (NPU). Om de grootheid van het eigen verleden te benadrukken, streeft de NPU ernaar ook domstedelijke componisten in het zonnetje te zetten. Dat leidde zondag tot een mooie middag in het wat minder mooie noodgebouw nabij de A2.

Hoofdpersoon was Johannes Brahms, die ooit, na een teleurstellende ervaring in Amsterdam, gezegd heeft: 'Musiceren doe ik voortaan alleen nog in Utrecht.' Zijn lof gold vooral Richard Hol, de dirigent van het plaatselijke Collegium Musicum.

Voor Johannes Leertouwer, de dirigent van NPU, was dat aanleiding eens wat dieper te graven in het werk van Hol, waarvan vooral liederen als De paden op, de lanen in en In een blauwgeruite kiel de tand des tijds hebben doorstaan. De vertolking van zijn Actus Tragicus uit 1892 was vermoedelijk een premiére: over eerdere uitvoeringen is niets bekend.

Een modernist was Hol niet, al doet het trage begin van zijn tien minuten durende Actus met zijn verstrengelde polyfonie een heel klein beetje aan Mahler denken. Het is deugdelijke muziek, maar naarmate ze aan vaart wint, neemt de originaliteit wat af.

De doge van Venetië, op de drempel van de 20ste eeuw gecomponeerd door stadgenoot Johan Wagenaar, is verfrissender. De drie instrumentale 'taferelen' uit de gelijknamige opera zijn briljant georkestreerd, en bijzonder onderhoudend, al is het jammer dat Wagenaar af en toe niet verder komt dan een pakkende deun.

De Philharmonie huldigt het nobele standpunt dat je als uitvoerder de bedoelingen van de componist zo dicht mogelijk dient te benaderen, en maakt dus ook gebruik van oude of quasi-oude instrumenten. Vooral bij de blazers hoor je het verschil. Dat geeft een vol, homogeen en toch helder geluid, waaraan het noodgebouw iets te veel galm toevoegde.

De muziek van Brahms gedijde goed bij deze benadering, en Leertouwer (een violist die op het dirigentenpad is gegaan) liet vooral in de uit de kluiten gewassen Tragische Ouverture horen dat hij een krachtige en contrastrijke Brahms in zijn mars heeft. De uitvoering van diens Eerste Symfonie was even behartigenswaardig, al boette de muziek in de luide, massale passages wel wat aan reliëf in. Maar ze demonstreerde in elk geval overtuigend dat dit orkest zich eerder op nationaal dan op provinciaal niveau beweegt.


© Frits van der Waa 2012