de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 10 april 2012
Exotische gast met kromzwaardje
Il turco in Italia, van Rossini, door De Nederlandse Opera o.l.v. Carlo Rizzi en David Hermann. 6 april, Muziektheater, Amsterdam. Herh. t/m 29/4. Radio 4: 21/4, 19.00 uur.
Het gebruik om een kaskraker te laten volgen door een 'sequel' is geen verzinsel van Hollywood, maar bestond twee eeuwen geleden ook al. Gioacchino Rossini, die in 1813 op 21-jarige leeftijd faam had geoogst met zijn opera l'Italiana in Algeria poogde het jaar daarop het succes te herhalen met Il Turco in Italia. In beide opera's gaat het over de confrontatie tussen de westerse cultuur en de Oriënt, alleen zijn in nummer 2 de rollen omgedraaid en gaat het, zoals de titel al duidelijk maakt, over een Turkse prins, Selim, die in Italië verzeild raakt.
Over een echte cultuurbotsing komen we niet veel te weten bij Rossini. Selim onderscheidt zich voornamelijk door zijn ultramachistische houding. Bij regisseur David Hermann, die tekent voor de gedaante waarin de opera tot het eind van deze maand te zien is in het Muziektheater, heeft Selim een lap om zijn hoofd, een kromzwaardje en een theatrale mimiek. Dat laatste is natuurlijk ook de verdienste van de Italiaanse bas Alex Esposito, wiens stem dezelfde souplesse en intensiteit heeft.
Maar de eigenlijke hoofdpersoon van de opera is de losbollige Fiorilla, die meteen verliefd wordt op de exotische gast. De rol wordt vertolkt door de Russische Olga Peretyatko, die in januari al furore maakte in De Nachtegaal van Stravinsky en nu de daarmee gedane beloften meer dan inlost.
Haar vermogens gaan geen zee te hoog; dat geldt evenzeer de vocale vogelnestjes die Rossini zijn heldin in de mond legt als haar fysieke charme en gratie (waarbij de fraaie glittertjesjurk van decor- en kostuumontwerper Christof Hetzer nog een handje helpt).
In muzikaal opzicht is deze Turco meer dan bevredigend. Dirigent Carlo Rizzi laat het Nederlands Philharmonisch Orkest beurtelings spetteren en strelen in Rossini's niet altijd even originele mallemolentjesmuziek en de zangers zijn alleszins op hun taak berekend van bariton Renato Girolami, de bedrogen echtgenoot, tot Silvia de la Muela, de vroegere geliefde van Selim.
Maar helaas houdt het verder niet over. Regisseur Hermann is volledig verstrikt geraakt in het toch al opvallend lorrige verhaal van de opera. De enige noviteit in zijn enscenering zijn de in het decor geïntegreerde projecties. Het tot leven komen van een groot theateraffiche is geslaagd, maar de tekenfilmpjes van Martin Eidenberger zijn veel te druk en worden op verkeerde momenten ingezet, zodat ze de muziek als het ware overschreeuwen.
Voor het overige is de vormgeving dertien-in-een-dozijn en gaat de voorstelling gebukt onder hollen of stilstaan en stijlmiddelen die ontleend lijken aan het aloude Theater van de Lach, zoals voortdurende poppenkasterij met klapdeurtjes en een ouderwetse slapstick, waarbij Fiorilla haar gemaal alle plantjes van het balkon naar zijn hoofd smijt.
© Frits van der Waa 2012