de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 11 mei 2012
Jansons lanceert Strauss' drietrapsraket met veel machtsvertoon
Strauss, door het Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Mariss Jansons.
9 mei, Concertgebouw, Amsterdam.
Strauss, Strauss en nog eens Strauss. Dat was de formule die Mariss Jansons en zijn Koninklijk Concertgebouworkest deze week hanteerden en dan hebben we het uitsluitend over Richard, niet over Johann of andere walsenkoningen met die achternaam. Niet dat er niks te walsen viel in de muzikale drietrapsraket, bestaande uit Also sprach Zarathustra, Metamorphosen en de suite uit Der Rosenkavalier: Strauss steekt vooral in dit laatste onderdeel zijn naamgenoten met veel vertoon de loef af.
Straussliefhebbers zullen niet vragen naar de zin van zo'n avondje monocultuur. Een dergelijk programma biedt immers compensatie voor het feit dat Strauss, anders dan collega's Mahler en Bruckner, geen avondvullende symfonieën heeft geschreven. Het kan ook zijn dat Jansons zich al warmloopt voor de indrukwekkende, wereldwijde reeks optredens van volgend jaar, waarin Strauss' Tod und Verklärung een centrale positie inneemt.
De openingsfanfare van Zarathustra is in de jaren zestig door filmmaker Stanley Kubrick in het collectief bewustzijn verankerd met zijn film 2001: A Space Odyssey (binnenkort met live-muziek in het Holland Festival), waarna het wasmiddel Silan dat nog eens dunnetjes overdeed met een reclamespotje. Het probleem van het stuk is dat die eerste minuut inderdaad zo intergalactisch is dat het drie kwartier durende vervolg naar verhouding aards aandoet. Niettemin trekt Strauss in dit betrekkelijk vroege werk al veel van de registers open die hij later nog verder zou uitdiepen: het opklimmen vanuit het duister naar het licht, verzinnebeeld door in stralende strijkers gevatte opwaartse harmoniewisselingen, listige weefkunsten met over elkaar gelegde motieven, en verder natuurlijk de koddige en verleidelijke themaatjes die hij later zou inzetten bij zijn muzikale portretten van Uilenspiegel en Quichotte.
In de baren van deze ietwat ongebreidelde muziek was dirigent Jansons een rots van standvastigheid. Het late werk Metamorphosen, waarin het orkest is uitgedund tot een strijkje, bood met zijn elegische sfeer ruimte voor bezinning. Hoewel Strauss zich ook hier uitput in veelstemmige wemelingen, hield Jansons het klankbeeld voortdurend transparant.
Met de Rosenkavalier-muziek kreeg de avond een triomfaal besluit, al waren de volvette texturen na al het voorgaande machtsvertoon van zowel componist als dirigent iets te veel van het goede.
© Frits van der Waa 2012