de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 29 mei 2012
Grenzen van opera en muziektheater afgetast
Operadagen Rotterdam. T/m 3 juni. operadagenrotterdam.nl
Midden in de oude fabriekshal staat een manshoge kubus. Het begint eenvoudig, met schuivende projecties van zwart-witte traptreden. Maar de eerste verrassing komt wanneer de kubus begint te draaien en de patronen op de vloer mee wentelen. Wat daarna volgt, is zinsbegoochelend: doeken die over de kubus vallen, een regen van vallende munten, een rivier vol spartelende, minuscule mensjes. En het is alleen maar licht. En geluid, niet te vergeten, want uit de luidsprekers spoelt een even fascinerende vloed aan klanken, gedeeltelijk het geluid dat bij de beelden hoort, zoals het gerinkel van de muntjes, maar ook muziek: synthetische bromtonen, instrumenten en daaroverheen een loepzuiver zingende zangeres.
Dit spel tussen twee en drie dimensies is maar een onderdeel van Distant Voices, de geslaagde openingsvoorstelling van de Rotterdamse Operadagen, waarin de grenzen van opera en muziektheater worden afgetast. Met zachte hand wordt het publiek van voorstelling naar voorstelling geleid. Zo is er White World, waarin drie in het wit gestoken zangers een variant op het gegeven van Orwells 1984 uitspelen. Het is strak en stijlvol gedaan, al past de musicalstijl niet helemaal bij de beklemmende strekking van het verhaal. Bij het volgende onderdeel danst een gracieuze danser in verrassend visueel contrapunt een pas de deux met beelden van zichzelf op een groot videoscherm, terwijl uit de speakers elektronisch verhakselde muziek van Monteverdi klinkt, gezongen door een opmerkelijk fraaie tenorstem. Pas geleidelijk wordt duidelijk dat het de danser, Kevin D. Skelton, zelf is die zingt, wat natuurlijk nog meer respect afdwingt.
Na het hallucinante onderdeel met de kubus, dat gebaseerd is op Bartóks Blauwbaard, belanden de toeschouwers, in een grote, in een nevelige blauwe gloed gehulde hal, waar vijf zangeressen muziek van Purcell, Händel en andere componisten ten gehore brengen. Ook hier heeft de muziek een elektronische component, die wordt beïnvloed door de zangeressen, die zijn behangen met sensors, of tussen de grote kabels van een MIDI-harp hangen.
Met een productie als Distant Voices geven de Operadagen een duidelijk signaal af: wat in dit tiendaagse festival getoond wordt, beperkt zich uitdrukkelijk niet tot de traditionele opera, met zijn gekostumeerde zangers, decors en een regulier orkest in de bak. En het is een muziekfestijn voor iedereen: zo wemelt het zaterdagavond in de hal van de Schouwburg van de amateurzangers, stuk voor stuk piekfijn uitgedost in het tenue dat kenmerkend is voor zijn of haar koor. Rotterdam zingt, en hoe: eenstemmig, meerstemmig, met of zonder begeleiding, maar altijd met volle inzet, of het nu gaat om Edelweiss of het Wolgalied.
Wel blijkt die eerste dagen dat de programmeurs het operanet te ver hebben uitgegooid, want er zit veel bijvangst in die nauwelijks aanspraak kan maken op het etiket muziektheater. De lieflijke luisterliedjes van de Belgische muziekgroep Dez Mona missen een dramatische component. In Het Spookhuis der Geschiedenis van toneelgroep Wunderbaum vinden fragmenten uit Wagner-opera's geen aansluiting met het gebral en gehannes van de acteurs. En wat er in de voorstelling Figaro Dream Machine overblijft van Mozart is te treurig voor woorden. Gelukkig staan er komende week een aantal producties op de rol (zowel traditionele als vernieuwende) waarin de balans tussen muziek en theater beter gewaarborgd lijkt.
© Frits van der Waa 2012