Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 12 juni 2012

De nieuwe kleren van John Cage

The Theatre of John Cage. Muziekgebouw aan't IJ, 9 en 10 juni.

Regisseurs die zich ontfermen over het werk van John Cage worden al gauw in de richting van de schemerlamp gedreven. Bij twee verschillende voorstellingen in The Theatre of John Cage, het weekeinde dat het Holland Festival aan het werk van de componist wijdt, staat het podium van het Amsterdamse Muziekgebouw er vol mee. In Song Books zijn ze wat moderner van stijl, in Europeras meer uit grootmoeders tijd. Functioneel is dat idee wel, want bij beide theaterwerken zijn veel spelers betrokken, die allemaal onafhankelijk van elkaar spreken, zingen en musiceren, meestal ook door elkaar heen.

Song Books, uitgevoerd door het Amerikaanse ensemble Alarm Will Sound, is de bontste voorstelling van de twee. Videoschermen, een waslijn met letters en lakens, een typemachine en allerlei andere attributen, zoals ballonnen, een speelgoedeend en een passerende fiets, voegen visuele en auditieve lagen toe aan de muziek. Zoals veel werk van Cage (1912-1992), de grote vernieuwer van de jaren vijftig en zestig, heeft Song Books een open structuur. De uitvoerenden moeten zelf de ingrediënten bijeenvoegen op aanwijzingen van de componist. Het reikt van murmelend, ternauwernood hoorbaar geneurie tot wild door elkaar heen zingen, praten en spelen, maar heeft op den duur weinig richting. Ook dat hoort bij de esthetiek van Cage. Een van de aardigste momenten is de pauze tussen de twee delen, waarin het publiek wordt verzocht met behulp van hun smartphones een gerandomiseerde zee van muziekjes ten gehore te brengen – een hedendaagse versie van Cages 33 1/3, dat oorspronkelijk bedacht was voor platenspelers.

Platenspelers zijn ook prominent aanwezig in Europeras 3 & 4. Anders dan in Song Books bestaat de muziek hier uit ready-mades: oude 78-toerenplaten, onbegeleid gezongen opera-aria's en flarden pianomuziek van Liszt. Dat is dus een geleende dramatiek. De aankleding is naar verhouding sober. De belichting leidt net als de verschillende muzikale lagen een eigen leven. De kracht van de voorstelling zit hem vooral in de voortreffelijke vocale kwaliteiten van de zangers, en de vaak oogverblindend fraaie operakostuums. Desondanks maakt het voortdurend overlappen van lagen het eerste deel van het tweeluik op den duur eentonig en amorf. Veel sterker is het tweede deel, dat korter en spaarzamer is. Meer dan twee zangers, een pianist en een ouderwetse pathefoon komen er niet aan te pas. Het decor bestaat uit een woud van ballonnen – net als de schemerlampjes een opmerkelijke doublure met die andere voorstelling.

De festivalsfeer wordt verhoogd met uitvoeringen van diversere kortere stukken van Cage door Slagwerk Den Haag. Slagwerk mag in dit verband ruim genomen worden. Conservenblikken, draagbare radio's en met water gevulde schelpen zijn nog gewoon vergeleken met de cactussen, de paprika's, de kikkererwten en de paksoi waarvan de musici zich bedienen in Child of Tree en Branches. In zulke stukken komt vooral het speelse karakter van Cages werk naar voren.

De grens tussen het openzetten van oren en associaties met het sprookje van de nieuwe kleren van de keizer is bij Cage snel overschreden. Zo is Roaratorio, een soort hoorspel naar Finnegan's Wake, een niet aflatende brij van elkaar verdringende stemmen en geluiden. Vier Ierse musici voegen een levende component toe, maar kunnen de totale eenvormigheid niet wegnemen. Het sluitstuk van de Cage-tweedaagse, Thirty Pieces for Five Orchestras, is in weerwil van de titel scherp gedoseerd. Ook spelen de door het hele Muziekgebouw opgestelde musici niet langs elkaar heen. Het is een precies werkje van schurende dissonanten, neuzelige strijkers en bezwerende, herhaalde klappen. Alleen klinkt vanuit een uithoek het kabaal van een blèrende radio. Maar zoals geïrriteerde luisteraars al snel ontdekken is ook die door Cage voorgeschreven. Ze hadden het kunnen weten.


© Frits van der Waa 2012