Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 13 juli 2012

Sprookjes uit Bochum

Prokofjev, Mahler, Dukas en Stravinsky, door de Bochumer Symphoniker o.l.v. Steven Sloane. 10 juli. Concertgebouw, Amsterdam.

Bochum, een plaats in het Ruhrgebied, ingeklemd tussen Essen en Dortmund, heeft een orkest dat er mag wezen, al geniet het geen wereldfaam. Dinsdagavond was het te gast in de Robeco Zomerconcerten met een programma waar veel sprookjeselementen in verwerkt waren. Zelfs in de Wunderhorn-Lieder van Mahler doken nog fabels en legenden op.

Solist in dit onderdeel was de gerenommeerde tenor Christoph Prégardien, die in het verleden wel eens met vocale problemen te kampen heeft gehad, maar nu zonder enig braampje op de stembanden Mahlers lyriek in ranke en stralende timbres gestalte gaf, inclusief de ezel in Lob des hohen Verstandes.

Martiaal klonk het bittere soldatenlied Revelge. Aan het slot hiervan wist dirigent Steven Sloane een bijna perspectivische werking te bereiken, alsof de trompetten steeds verder weg klonken.

Bij de opening, de Suite uit Prokofjevs De liefde voor de drie sinaasappels, leek het er even op dat de Bochumer Symphoniker te hard van stapel liepen in de riante akoestiek van het Concertgebouw. Maar Prokofjev is gewoon een nogal luidruchtige componist en de sinaasappelssuite bevat gelukkig ook nog idyllische momenten. De musici lieten in elk geval overtuigend zien dat ze in een dergelijke hectiek het hoofd boven water weten te houden.

Echt precair zijn natuurlijk de dun bezette, kwetsbare passages. Daarin was van tijd tot tijd te horen dat de blazers niet volmaakt eendrachtig waren. Niettemin kwamen ook de fijnzinnige aspecten van Dukas' Tovenaarsleerling goed aan bod. Sinds de film Fantasia uit 1940 is het stuk grondig verdisneyd, maar het blijft sprankelende muziek die ook zonder de visuele echo's van de met een levende bezem worstelende Mickey Mouse een sterk beeldende werking heeft, vooral waar ze uitbreekt in chaos en paniek.

Met de Vuurvogel-suite van Stravinsky waren de Bochumers weer terug in Rusland en was de cirkel rond. Hoewel het spektakel in dit werk altijd het stevigst in het oor blijft kleven, is een groot deel ervan heel ingehouden en idyllisch. Sloane heeft daar een goed oor voor. Zo was ook de manier waarop hij het decrescendo in het Slaaplied tot bijna eindeloze lengten uitrekte in feite indrukwekkender dan het triomfale kopergeschal en het orgelende akkoord waarmee het werk besluit.


© Frits van der Waa 2012