Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 29 november 2012

Open geest

De eigenzinnige componist Charles Koechlin wordt in Amsterdam geëerd met een driedaags festival.

'De vrijheid van de componist bestaat eruit zichzelf te zijn, in zijn ivoren toren, waarvan het licht, als uit een vuurtoren, wijd en zijd uitstraalt over de wereld.'

Dat was het credo van de Fransman Charles Koechlin (1867-1950), een uitgesproken individualistische componist die toch allerminst eenzelvig was. Naast de muziek koesterde hij vele andere passies. Hij was een enthousiast amateur-astronoom en beoefenaar van de stereofotografie. Hij tenniste, zwom en beklom bergen.

Maar de reden dat hij vandaag nog herinnerd wordt, zijn de 226 composities die hij in de loop van zijn lange leven schreef; stukken die hij niet altijd zelf heeft gehoord. 'Om te zorgen dat een werk bekend wordt moet het gespeeld worden, en om te zorgen dat het gespeeld wordt moet het bekend zijn', schreef hij in 1945, tegen het eind van zijn leven.

Deze week levert een aantal musici in het Amsterdamse Orgelpark en bijdrage aan het oplossen van die paradox, in de vorm van een driedaags Koechlin-festival.

Ook als componist was Koechlin (uitgesproken als 'Kuklè') een veelzijdig mens. In zijn muziek is te horen dat hij een tijdgenoot was van Debussy en Ravel, die hij allebei vele jaren overleefde: typisch Frans is zijn oor voor klaarheid, evenwicht en sensuele klankgeving.

Koechlins brede belangstelling leidde hem in richtingen die zijn collega's niet gauw gekozen zouden hebben. Zo componeerde hij een cyclus van vier symfonische gedichten naar Kiplings Jungle Book, waaronder het spectaculaire 'apenscherzo' Les Bandar-Log.

In de jaren twintig raakte hij in de ban van Hollywoodfilms, wat leidde tot zijn Seven Stars Symphony, waarin hij sterren als Garbo, Dietrich en Chaplin muzikaal portretteerde. Zijn fascinatie voor filmster Lilian Harvey was zo groot dat hij aan haar twee kamermuziekwerken met de titel Album de Lilian wijdde, waarvan het eerste klinkt in het openingsconcert van het festival.

De muziek van Bach was een inspiratiebron, wat te horen is in diverse koralen en fuga's, maar als het zo uitkwam, putte hij evengoed uit de toen nog zeer moderne twaalftoonstechniek.

Op foto's uit zijn laatste levensjaren oogt hij bijna als een kluizenaar, met lange grijze haren en een dito baard. In die tijd werd zijn muziek steeds ascetischer. Melodie stond bij hem altijd al voorop, maar vanaf 1939 concentreerde hij zich op 'monodieën', louter eenstemmige muziek. Het beste voorbeeld daarvan is zijn immense, drie uur durende cyclus voor dwarsfluit solo, Les Chants de Nectaire.

Maar ook hier beperkte zijn belangstelling zich niet tot traditionele instrumenten. Zo schreef hij ook een reeks monodieën voor de in 1928 geïntroduceerde ondes martenot, een elektrisch instrument dat weliswaar eenstemmig is, maar wel toonbuigingen en microtonale intervallen kan voortbrengen. Ook deze muziek komt in het Orgelpark tot klinken.

Koechlin was een gedreven man, solitair, maar met een open geest. 'Het is noodzakelijk dat alle stijlen toelaatbaar zijn, want de wereld van de muziek is immens', schreef hij – wat hem overigens niet verhinderde een hekel te hebben aan nieuwigheden als jazzmuziek en de telefoon.


Koechlin Festival 30 november tot 2 december. Vier concerten met o.a. Leo van Doeselaar en Loïc Mallié (orgel) en Leendert de Jonge (fluit).
Het Orgelpark, gevestigd in de voormalige Parkkerk in de Amsterdamse Gerard Brandtstraat, is een unieke concertzaal. Er staan vier grote orgels uit verschillende stijlperioden en een aantal kleinere instrumenten. In de concerten neemt het orgel een centrale plaats in, maar de programmering is divers en biedt vaak grensoverschrijdende combinaties van muziekstijlen en kunstdisciplines.


© Frits van der Waa 2012