Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 12 december 2012

Plaatje van Dorian Gray

Als er een zwartboek bestond van de Nederlandse muziekgeschiedenis, zou de affaire 'Dorian Gray' daarin een vooraanstaande plaats innemen. De geschiedenis begon in 1974 en leidde tot rumoer, gekrakeel, complottheorieën en een diep gekwetst componisten-ego. De aanleiding tot dat alles, de opera Dorian Gray van Hans Kox, verdween in de nevelen der geschiedenis. Nu is dan, 38 jaar na dato, het gewraakte werk ten langen leste op cd uitgebracht.

Daarmee kunnen we eindelijk eens horen waarover de critici zich na de première van 30 maart 1974 zo druk maakten. Het loog er niet om: Hans Heg noemde Dorian Gray in de Volkskrant een 'operadraak' en kenschetste de muziek als 'een grauwe tornado'. Zijn NRC-collega Hans Reichenfeldt gewaagde van 'een gaapverwekkende afknapper'. 'Berg dit werk in een donkere kast op en haal het er nooit weer uit!', schreef De Waarheid, die ook nog melding maakte van 'oorverdovend boe-geroep', terwijl De Telegraaf in een veel welwillendere recensie juist noteerde 'Geen boe-roepers...'. Dorian Gray was kennelijk van meet af aan omhuld door tegenspraken.

Hoge bomen vangen veel wind, dat moet er op zijn minst achter hebben gezeten. De destijds 43-jarige Kox was niet alleen een productief componist, maar ook net benoemd tot artistiek leider van het Concertgebouworkest. Dat was natuurlijk reden om zijn opera met extra aandacht te bezien en te beluisteren. Maar de kritische blikken zullen ongetwijfeld zijn bijgekleurd door de tijdgeest. De jaren zeventig waren immers de periode waarin de vernieuwingen van de jaren zestig breed begonnen door te dringen. In de muziek hield dat in dat gewone toonladders uit de tijd waren, tenzij je ze handig inpakte met basgitaren of elektrische orgels. En terwijl door het linkse Volksempfinden gedicteerde spijkerpakken en lange haren tot in de Tweede Kamer werden nagevolgd, liep Kox nog steeds rond met een keurig artistiek vlinderdasje. Dat hielp allemaal niet.

Erger was het dat bij de première van Dorian Gray in het Scheveningse Circustheater de hoofdrolspeler, countertenor David Knutson, last had van een keelontsteking, zodat zijn aandeel door meer dan één recensent werd omschreven met het woord 'piepstem'. De regie van Charles Hamilton kon ook weinig goedkeuring wegdragen – waarbij aangetekend moet worden dat de recensenten nog niet zo verwend waren als nu: de producties van de Nederlandse Opera Stichting waren uitgesproken provinciaals naast wat er de laatste decennia in het Muziektheater vertoond is.

Uiteindelijk was het vooral Kox' muziek die het moest ontgelden. Zijn eclectische houding namen de critici voor lief, net als het traditionele gewaad waarin hij zelfs zijn meest avantgardistische stijlontleningen hulde. Maar, zoals Reichenfeldt het formuleerde, 'deze componist bezit de twijfelachtige gave om alle vreemde invloeden te doen verschralen'.

Kox was al op vroege leeftijd gefascineerd door The picture of Dorian Gray, de beroemde roman van Oscar Wilde over de man die ogenschijnlijk niet ouder wordt, terwijl zijn morele verval wordt weerspiegeld in het portret dat aan het begin van het verhaal van hem geschilderd is. Kox had zelf door uitvoerig schaven en schrappen een libretto uit het boek gedistilleerd, en het werk aan de opera had bij elkaar vijftien jaar geduurd. De kritiek op zijn geesteskind viel hem dan ook rauw op het dak. De dip waarin hij belandde, was zo diep dat hij nog voor hij daadwerkelijk in functie was getreden zijn nieuwe betrekking bij het Concertgebouworkest opzei. In één klap was hij van een rijzende een vallende ster geworden.

Maar het was allerminst gedaan met Dorian Gray. Tot twee keer toe – in 1977 en in 1982 – werd het werk hernomen, waartoe Kox en Hamilton de muziek en de regie flink onder handen namen. Als je bedenkt dat bijna alle nieuwe Nederlandse opera's na één reeks opvoeringen (als ze die al halen) voorgoed in de kast belanden, is dat bijna een succesverhaal te noemen. De ontvangst van deze latere versies was ook beduidend milder, zij het zelden overenthousiast.

We zijn intussen dertig jaar verder. Kox is 82, bijna tweemaal zo oud als bij de première en nog altijd even actief. De radio-opname uit 1982 die Attacca nu heeft uitgebracht, is bijkans historisch. We horen een Radio Kamerorkest dat vergeleken met later jaren een tikje pieperig klinkt, en jonge versies van intussen oudgedienden als Roberta Alexander en Lieuwe Visser. Philip Langridge mag er wezen in de door Kox naar tenorhoogte omgewerkte hoofdrol en Timothy Nolen geeft fraai tegengas als zijn kwade genius Lord Henry.

Wat zou het fijn geweest zijn te constateren dat het hier om een ten onrechte verguisd meesterwerk gaat. Dat is het jammer genoeg niet. De dialogen van Wilde, die van wisecracks en bon mots aan elkaar hangen, blijven vaak kortademig, en de muzikale vondsten waarmee Kox ze ondersteunt, komen niet altijd tot een bevredigende afwikkeling. De betere momenten zouden het goed doen in een griezelfilm en de beste, zoals de moord op de schilder van het portret, zijn zeker niet van beeldende kracht ontbloot.

Attacca maakt het niet al te makkelijk om tot die conlusie te komen. Het in het boekje afgedrukte libretto is namelijk een bijna microscopische reproductie van het originele typoscript, dat gezien de grote verschillen met de gezongen teksten, blijkbaar bij een oudere versie van de opera hoort.

Intussen klinkt Kox' muziek eigenlijk helemaal niet alsof ze bijna veertig jaar oud is. Voor luisteraars van 1974 was ze waarschijnlijk niet modern genoeg, maar als je weet wat er in latere decennia op volgde – een terugkeer naar toegankelijkheid en verstaanbaarheid – kun je net zo goed staande houden dat Kox zijn tijd vooruit was.

Hans Kox: Dorian Gray. Radio Kamerorkest o.l.v. Hans Kox. Attacca (2 cd's).


© Frits van der Waa 2012