de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 11 januari 2013
Operageest heerst bij KCO-debuut Petrenko
Tsjaikovski en Rimski-Korsakov,door het Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Kirill Petrenko. 9 januari, Concertgebouw, Amsterdam. Herh: 11/1. Radio 4: 20/1, 14.15 uur.
Met donderende akkoorden trok Arcadi Volodos woensdag van leer in de opening van Tsjaikovski's 'Eerste Pianoconcert', en het Koninklijk Concertgebouworkest, waar de 40-jarige Rus dezer dagen te gast is, gaf hem lik op stuk met zinderende, intense klankgolven. Aanvankelijk was het zoeken naar evenwicht, ook toen de pianistiek minder fors werd en het orkestgewaad fijngevoeliger, maar al snel troffen pianist en orkest elkaar in een theatrale benadering, die bij tijd en wijlen een ware operageest opriep. Dat was het werk van Volodos' landgenoot, de eveneens 40-jarige Kirill Petrenko die een overtuigend debuut maakte bij het Concertgebouworkest.
Die opera-geest is niet verbazend als je de lange lijst aan operadirecties en -functies ziet die Petrenko op zijn curriculum heeft staan. Als Generalmusikdirektor van het Meininger Theater maakte hij al in 2001 furore met een complete Ring des Nibelungen, een prestatie die hij dit Wagnerjaar in het heiligste der heiligen, het Bayreuther Festspielhaus, mag herhalen. Komend seizoen volgt hij Kent Nagano op als Generalmusikdirektor van de Bayerische Staatsoper in München. En bij het KCO zullen we hem ongetwijfeld ook terugzien.
De wat massale klank in het openingsdeel van Tsjaikovski week in het lieflijke tweede deel voor genuanceerde, vloeibare melodielijnen en feërieke klanksluiers, waarin de pianist en het orkest elkaar fraai aanvulden. In het derde deel, een opzwepende Russisch getinte dans, kwam er weer veel druk op de ketel, zodat de extase wat overweldigend werd.
In 'Sheherazade', de omvangrijke symfonische suite die Nikolaj Rimski-Korsakov in 1988 componeerde, kan Petrenko zijn vermogens ten volle etaleren. Dat geldt ook voor de orkestsolisten, die door de componist zijn bedeeld met breed uitgezongen arabesken en guirlandes. Vooral concertmeester Vesko Eschkenazy geeft met zijn viool de rol van de vertelster de vereiste bekoorlijkheid.
Petrenko poetst al het fraais dat Rimski in zijn partituur heeft gestopt nog eens op: de inventieve instrumentencombinaties, de kamermuzikale intermezzo's en de schilderachtige effecten waarin dwarse kopersignalen en tremulerende strijkers een filmische 'suspense' bewerkstelligen. Met zijn veelzijdige lichaamstaal en zijn geestdriftige, verstandhouding met het orkest maakt Petrenko er een belevenis van.
© Frits van der Waa 2013