Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 22 januari 2013

Een kwispelaar van het bedenkelijker soort

Barber, Jost en Sjostakovitsj, door het Nederlands Kamerorkest o.l.v. Jost en Gordan Nikolić. 18 januari, Muziekgebouw, Amsterdam.

Kamerorkesten doen het tegewoordig zonder dirigent en leggen de verantwoordelijkheid voor het klinkende reultaat in handen van hun concertmeester, de aanvoerder van de eerste violisten. Dat geldt zowel voor Amsterdam Sinfonietta, waar Candida Thompson al jaren de muziek in goede banen leidt, als voor het Nederlands Kamerorkest, waar Gordan Nikolić de strijkstok zwaait. Zo gek is dat niet: in muzikaal opzicht verlies je misschien wat scherpte, maar het is goed voor de saamhorigheid. En, in deze tijden niet onbelangrijk: je spaart een dirigentenhonorarium uit.

Toch kwam er tijdens het concert van vrijdag kortstondig een gezagvoerder opdraven in de persoon van de Duitser Christian Jost, dit seizoen composer in residence bij het NKO en het daaraan gelieerde Nederlands Philharmonisch Orkest. Hij leidde zijn eigen vioolconcert Der Zaubergarten, dat oorspronkelijk is geschreven voor een barokorkest, maar ook op moderne instrumenten mag worden uitgevoerd.

Het viel tegen. Hoewel de oorspronkelijke versie waarschijnlijk meer glans heeft gehad, zit dat hem allereerst in de noten. Jost (49) blijkt een kwispelaar van het bedenkelijker soort. Hij laat de soloviool, hier bespeeld door Lisanne Soeterbroek, vier delen lang uitgebreid kwelen. Nu is dat iets wat strijkers van nature goed afgaat, maar er zijn grenzen. Het orkest voorziet in zoemende, grondtonige klankstapelingen met een ritmisch profiel dat doorgaans van een-twee-drie-vier gaat. In de beperking toont zich de meester, maar bij mindere talenten vooral ook het tekort. Josts precieuze gezwaai ten spijt ontpopte hij zich vooral als een saaie Piet.

Wat een verschil met het voorafgaande Adagio van Barber, waarin nog zoeter wordt gezwijmeld, maar waarin de geraffineerd neergelegde dissonanten toch telkens weer verbazing oproepen hoe je met een handjevol tonen de schijn van peilloosheid kunt oproepen.

Karigheid was troef in Sjostakovitsj' Veertiende Symfonie, waarin de Nederlandse bas Thomas Oliemans en de Israëlische sopraan Gal James de prangende teksten van Rilke, Apollinaire en anderen met kracht over het voetlicht brachten. Het orkest legde een uur lang een ijzige concentratie aan de dag, en met name Oliemans zorgde voor doorleefde momenten. Maar voor een werk als dit is het misschien toch beter als iemand met een sterke persoonlijke visie van bovenaf de regie voert. Die had dan meteen het overijverige slagwerk wat kunnen intomen.


© Frits van der Waa 2013