Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 28 januari 2013

Dol op Mahler

Bartók en Mahler, door het Koninklijk Concergebouworkest o.l.v. Mariss Jansons. 25 januari, Concertgebouw, Amsterdam.

In het Amsterdamse Concertgebouw stapelt zich feest op feest. Niet alleen bestaan het gebouw en het Koninklijk Concertgebouworkest 125 jaar, maar de chef-dirigent van het KCO, Mariss Jansons, heeft bovendien de 70-jarige leeftijd bereikt. Reden hem een Carte Blanche aan te bieden: vier concerten met evenzoveel orkesten.

Listig als de programmeurs zijn, hebben ze de feestjes in elkaar geschoven. Zo was het openingsconcert van Jansons' Carte Blanche tevens het tweede in de reeks jubileumprogramma's, waarin de geschiedenis van het gebouw wordt doorgenomen. Zoals bekend neemt de muziek van Gustav Mahler daarin een belangrijke plaats in en zoals bekend zijn dirigenten, dus ook Jansons, dol op Mahler.

Maar eerst was het de beurt van de Griekse meesterviolist Leonidas Kavakos, die de hoofdrol vervulde in Bartóks Tweede vioolconcert. Hij deed dat glorieus, schoof de balsturige ritmiek behendig tegen die van de begeleiding in, liet zijn gedragen lijnen voortzweven op de thermiek van de orkestklank, omspeelde zijn toon met bijna microscopische kwarttonen, en flonkerde in het perpetuum mobile van het slotdeel. Na aandrang van het publiek liet hij een nog virtuozer staaltje van duivelskunstig stuiterwerk horen in het quasi-barokke, oorspronkelijk voor gitaar gecomponeerde Recuerdos de la Alhambra van Francisco Tárrega.

Kavakos is eind januari opnieuw te gast in Amsterdam waar hij zich samen met pianist Enrico Pace buigt over drie Beethovensonates. Maar eerst reist hij een stukje mee met het Concertgebouworkest, dat daags na dit concert begonnen is aan de eerste van de zeven concerttournees waarmee het zijn jubileum wereldkundig maakt. Op 12 en 13 februari komen violist en concert in Washington en New York opnieuw bij elkaar met een herhaling van het Mahler-Bartók-programma.

Het Concertgebouworkest speelde Mahlers Eerste al in 1903 onder leiding van de componist en het is de vraag wat er na 110 jaar nog aan te vervolmaken is. Desondanks bood Jansons interpretatie toch weer interessante aanscherpingen, zowel op het gebied van tinten en timbres, als op dat van modernisme en schizofrenie. Die innerlijke gespletenheid is in de eerste delen nog vermomd als verraderlijk goed in het oor liggende collages, maar breekt in het slotdeel baan in een traject vol breuklijnen, harmonisch op scherp gezette akkoorden, oersoepmomenten en een triomfaal hysterisch geschater. Jansons haalde het onderste uit de kan en handhaafde een superieure controle, maar zonder een spoor van routine.


© Frits van der Waa 2013