de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 23 februari 2013
Onvervaard van het ene stuk naar het volgende
Werk van Ohana, Copeaux, Dusapin, Fénelon, Manac'h, Hersant en Fedele door Cappella Amsterdam o.l.v. Geoffroy Jourdain. 21 februari, Muziekgebouw, Amsterdam.
Met schurende dissonanten, verstrengelde lijnen en klankstapelingen die zich vertakken tot in de kosmos gaf Cappella Amsterdam donderdag een bloemlezing uit de Franse koormuziek van de afgelopen 25 jaar. Acht composities passeerden de revue, zodat zich ondanks de bescheiden duur van het programma een lichte overdaad deed gevoelen, misschien ook omdat het koor, aangevoerd door de Franse dirigent Geoffroy Jourdain, zodra het applaus verklonken was onvervaard van het ene stuk doorstoomde naar het volgende.
In de oude koormuziek is vierstemmigheid de norm, maar hedendaagse componisten halen graag het onderste uit de kan. Twaalf of meer stemmen is geen uitzondering, zodat de 24 zangers van Cappella bij tijd en wijle in hun eentje hun steentje bijdroegen aan het geheel.
Het programma bood werken van een paar bekende namen, zoals Maurice Ohana, die een schitterende tekst van de zestiende-eeuwse dichteres Louise Labé van gloeiende klanken voorzag, of Pascal Dusapin, die met Umbrae mortis een korte muzikale grafsteen voor een overleden collega neerzette.
Maar de grootste verrassing vormden twee stukken van de onbekende Julien Copeaux, een componist die in 2003 op dertigjarige leeftijd overleed, en zo weinig heeft geschreven dat dit kwartiertje muziek ongeveer zijn halve oeuvre moet uitmaken. Beide stukken hebben een eigen, zij het heel verschillende signatuur, met als gemeenschappelijk trekje dat Copeaux de zangers vaak opdracht geeft de klank met de hand voor de mond af te dempen. Zijn Pour Procuste biedt golvende, welluidende klanken, die als lagen gekleurd glas op elkaar liggen. Het materiaal van het werk is ontleend aan een motet van de Renaissance-componist Johannes Ockeghem, maar door Copeaux onderworpen aan vervloeiingen en verstollingen. Aan het slot sluipen er zelfs kwarttoonsbuigingen binnen.
Zijn Capitolo novo, op tekst van Dante, is minstens zo intrigerend en beduidend theatraler, met een solotenor die op quasi-gregoriaanse manier noten reciteert, een koor dat eerst brokjes muziek neerzet, die geleidelijk uitgroeien tot een grote spanningsboog, doorspekt met gesproken en geroepen teksten.
Niet minder knappe prestaties leverde Cappella in het contemplatieve L'Infinito van Philippe Hersant, een bad van vocalen. Het meest recente werk van deze vlootschouw, Cristeaux de temps, in 2010 gecomponeerd door Ivan Fedele, bracht met herhaalde figuurtjes en listig kruisende toonladderfragmenten, maar zonder behaaglijk minimalisme, eindelijk ook in ritmisch opzicht leven in de brouwerij.
© Frits van der Waa 2013