Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 9 april 2013

Onvervreemdbare mix van hoge kwaliteit

Honegger, Van Otterloo, Poulenc en De Falla, door het Radio Filharmonisch Orkest o.l.v. James Gaffigan. 5 april, Vredenburg Leidsche Rijn, Utrecht. radio4.nl/concerthuis.

Meer dan zestig jaar moet de Tweede Symfonie van Willem van Otterloo ergens in een la hebben gelegen. Onvoltooid, want de componist werd na het neerschrijven van het derde deel, een scherzo, te zeer in beslag genomen door zijn dirigentenpraktijk. Maar het lijkt er ook op dat het creatieve vuur niet meer wilde oplaaien. Tussen 1946 en zijn dood door een auto-ongeluk in 1978 had hij immers tijd genoeg om de draad weer op te pakken.

Gelukkig kreeg Van Otterloo vele jaren na zijn dood in de persoon van Otto Ketting een schoonzoon die ook componist was. Ketting diepte het manuscript op uit een la en ging ermee aan de slag. Een vierde deel erbij componeren was natuurlijk een onmogelijkheid, maar hij zorgde dat de eerste drie uitvoerbaar werden. Helaas was Ketting er vrijdag niet meer bij toen Van Otterloos symfonie zijn sterk verlate première beleefde: hij is op 13 december overleden.

Dat het juist het Radio Filharmonisch Orkest was dat de eerste uitvoering verzorgde, was niet meer dan toepasselijk. Het orkest werd namelijk van 1962 tot 1972 geleid door Van Otterloo. Het stokje werd nu gehanteerd door de vaste gastdirigent van het RFO, de 34-jarige James Gaffigan, die liet horen veel affiniteit met het werk van zijn verre voorganger te hebben.

Van Otterloo was geen kleine jongen, als dirigent niet en als componist evenmin. Zijn Tweede is een torso dat er zijn mag, gebouwd volgens de klassieke principes, maar met een harmonische wereld waaraan de vernieuwingen van de voorgaande jaren niet voorbij zijn gegaan. Het eerste deel valt met de deur in huis en gaat daarna over in een landschap vol contrasten en verstrengelde, zingende lijnen. Het zwaartepunt ligt in het uitgesponnen tweede deel, dat een langzame ontwikkeling paart aan een grote dramatiek. Op een doorgaande puls bloeien mahleriaanse strijkers op, die culmineren in krasse harmonische stapelingen, waarna de spanning plaats maakt voor een troostrijke hymne. Het derde deel, het scherzo, is het kortste en heeft een pakkende dansante motoriek. Er schemeren sporen in door van Ravels Bolero, maar het stuk heeft veel meer vaart.

Van Otterloo was in staat uit het vele dat hij als dirigent moet hebben gehoord, zijn eigen onvervreemdbare mix samen te stellen. Zijn symfonie is een werk van grote kwaliteit, maar ook onmiskenbaar een product van de eindtijd die de jaren veertig en vijftig waren. Het blikt eerder terug dan vooruit, en het paste dan ook uitstekend bij de vooroorlogse, hier en daar wat vrijgevochtener werken van Poulenc, Honegger en De Falla die als omlijsting waren gekozen.


© Frits van der Waa 2013