de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 17 mei 2013
Jonge pianist en oude dirigent volledig in evenwicht
Koninklijk Concertgebouworkest o.lv. Herbert Blomstedt, met Beethoven en Nielsen, 15/5, Concertgebouw Amsterdam. 2/6, radio 4, 14.15 uur.
Beethoven was een heethoofd. Dat is geen fabeltje; zijn driftbuien zijn uitvoerig beschreven door zijn tijdgenoten. Maar moet de muziek van iemand met zo'n opvliegend karakter per se onstuimig klinken? Heeft een uitvoeringspraktijk die op dat uitgangspunt is gebaseerd niet een karikatuur van de man opgeleverd? Dat soort vragen zullen pianist Hannes Minnaar en dirigent Herbert Blomstedt zich hebben gesteld toen ze zich voorbereidden op hun uitvoering van Beethovens Vierde pianoconcert met het Koninklijk Concertgebouworkest.
De vrucht van hun samenwerking, afgelopen woensdag te horen, was een uitvoering waarin elke behoefte aan epateren was uitgebannen en concentratie en evenwicht op de voorgrond stonden. Voor Minnaar was het de eerste keer dat hij optrad met het KCO. De 28-jarige pianist speelde zich drie jaar terug op de muzikale landkaart door bij het prestigieuze Koningin Elisabethconcours de derde prijs te behalen. Blomstedt (85) was al een oudgediende toen hij in 1983, een jaar voor Minnaars geboorte, dit orkest voor het eerst dirigeerde.
Het openingsdeel kreeg een retrospectieve gestalte, eerder terugblikkend naar Mozart en Haydn dan vooruitwijzend naar Schumann en Brahms. Minnaars spel was soepel en sierlijk, maar zo ingetogen dat een zekere vlakheid op de loer lag. Het bleek eerder een artistieke keuze dan een tekortkoming: in het tweede deel verkende hij met bijna gefluisterde akkoorden de innigste regionen van het pianistische spectrum, om in het laatste deel uit te barsten in briljant en vreugdevol spektakel, waarin temperament en fijnzinnigheid perfect in balans waren. Aan alles was te horen dat Minnaar evenzeer een kamermuzikant is als een concertpianist.
Met zijn vertolking van Nielsens Vijfde Symfonie toonde Blomstedt opnieuw zijn doseerkunst,maar ditmaal op een aanzienlijk groter stuk canvas. Het werk van de Deen Carl Nielsen is niet bepaald gemeengoed, maar de kracht en de hoogst individuele stijl van zijn symfonieën zijn onmiskenbaar.
Het werk opent met een langzaam opbouwend 'perpetuum mobile', waarin alle secties van het orkest hun zegje mogen doen, met een prominente rol voor de percussie. Dat gaat abrupt over in een traag, veelstemmig gezang waarin onverhoeds het slagwerk weer inbreekt. Het tweede deel heeft meer schakeringen, maar ook hier is de langzame climactische opbouw een belangrijke factor. Te midden van de hoog de over elkaar spoelende orkestgolven hield Blomstedt het roer bedaard, maar met groot gezag in handen.
© Frits van der Waa 2013