de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 27 mei 2013
Fliegende Holländer op orkest- en koorgolven
Der fliegende Holländer, van Richard Wagner, door het Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Andris Nelsons, 24/5, Concertgebouw, Amsterdam.
Eigenlijk is Wagners Der fliegende Holländer een merkwaardig conflictloze opera. Bijna iedereen wil hetzelfde. De Vliegende Hollander, gedoemd om eeuwig rond te zwerven over zee, wil een vrouw om van zijn vloek verlost te worden. Kapitein Daland wil een man voor zijn dochter Senta, zeker als die ook nog een zak geld meebrengt. Je zou verwachten dat Senta zich tegen zo'n huwelijk zou verzetten, maar nee, ze is al haar hele leven geobsedeerd door de legende van de Hollander, en wil hem maar wat graag ter wille zijn. De enige die zich tegen het arrangement verzet, is Senta's afgewezen vriendje, de jager Erik, maar zijn geklaag haalt weinig uit.
Dat de Holländer desondanks een boeiend stuk is, komt vooral door de muziek van Wagner, die hier, nog geen 30 jaar oud, voor het eerst echt zijn artistieke spierballen liet rollen. Het Koninklijk Concertgebouworkest heeft voor zijn bijdrage aan het Wagnerjaar dan ook niet op een cent gekeken en een aantal van de beste Wagnerzangers van dit moment geëngageerd, plus drie Duitse omroepkoren alsmede dirigent Andris Nelsons, een graaggeziene gast die zijn sporen heeft verdiend in het Wagnermekka Bayreuth.
Resultaat: een opera in concertvorm die stond als een huis en klonk als een klok. Alle zangers beschikten over het soort stemgeluid dat opgewassen is tegen een op volle kracht opererend orkest. Overweldigend waren sopraan Anja Kampe en bariton Terje Stensvold als Senta en de Hollander, maar ook de Koreaanse bas Kwangchul Youn (Daland) en Christopher Ventris (Erik) leverden even machtige als genuanceerde vertolkingen.
Heel fijnzinnig is Wagner niet, met zijn ultra-stereotiepe rolverdeling tussen de seksen en zijn handig recyclen van herkenningsmelodieën. Maar effectief is zijn muziek zeker. Met zijn brede lijf, dikwijls diep voorovergebogen, is Nelsons op het oog niet de subtielste orkestdompteur. Des te opmerkelijker was de veelheid aan tinten en nuances die hij bijna spelenderwijs aanbracht terwijl hij intussen de grote orkest- en koorgolven opzweepte en dan weer bedwong
Dankzij de mise en espace van Caecilia Thunnissen bevatte de uitvoering ook nog fraaie theatrale accenten. Zo verscheen de Hollander zwijgend op het balkon op het moment dat Senta, dwepend met zijn portret, haar fascinatie voor hem bezong. Een dramatische verrassing was het optreden van de spookbemanning. Alleen de dramatische ontknoping, waarin Senta zich in zee stort, had iets van een deceptie. Je moet ook niet te veel verlangen van een concertante opera.
© Frits van der Waa 2013