de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 1 juni 2013
Sacre blijft daveren, kolken en exploderen
Stravinsky, door het Amsterdam Piano Quartet. 30/5, Muziekgebouw aan 't IJ, Amsterdam.
Honderd jaar na dato is de schokkende oerkracht van Le Sacre du printemps niet verflauwd. Integendeel, het grote orkestwerk waarmee Igor Stravinsky de esthetiek van het romantische tijdperk in één klap naar de geschiedenis verwees, heeft door talloze uitvoeringen bij toporkesten onder de grootste dirigenten alleen maar aan scherpte, heftigheid en waarschijnlijk ook aan geluidssterkte gewonnen. Maar de essentie van het stuk zit hem in de nieuwe manier waarop Stravinsky de noten boven en achter elkaar zette.
Exact honderd jaar plus één dag nadat de eerste uitvoering van het werk het Parijse Theâtre des Champs Elysées op stelten had gezet, deed het Amsterdam Piano Quartet het Amsterdamse Muziekgebouw daveren met de bewerking voor piano's die Maarten Bon in 1981 van het werk maakte. Bon had daarna nog een zware dobber aan de erven Stravinsky, die niets moesten hebben van gesleutel aan het werk van de meester, maar wist hen uiteindelijk te overtuigen van de artistieke legitimiteit van zijn bewerking.
Het Amsterdam Piano Quartet, Bons eigen ensemble, onderstreepte dat met een uitvoering waarin het gehoor werd meegezogen als in een draaikolk. Bon, die in 2003 is overleden, was er niet meer bij, en oudgediende Gerard Bouwhuis moest wegens een blessure worden vervangen door Frank Peters, maar op één vluchtig momentje na opereerde het gezelschap als een hechte eenheid.
De versie voor vier vleugels Stravinsky zelf maakte ooit een versie voor twee piano's doet recht aan de complexiteit van het stuk en zet het tegelijkertijd in een ander perspectief zoals een infraroodopname van een schilderij verborgen lagen en onvermoede details kan blootleggen.
Waar het werk inboet aan orkestrale glans wint het aan pianistische luister. Vooral in de stemmige passages, waarin je aan de subtiele akkoordtinten kunt horen dat Stravinsky aan de piano componeerde.
De constructie van het stuk, de abrupte montages en het staketsel van gelaagde ritmes worden veel helderder. En hoewel er vooral dankzij het aandeel van eerste pianiste Ellen Corver aan ingehouden lyriek geen gebrek is, steken de musici het in viervoudige explosies niet onder stoelen of banken dat de piano in wezen een percussie-instrument is.
Het grootste voordeel van de vierpianoversie is misschien wel dat de Sacre op deze manier niet langer een vehikel voor dirigenten met sterallures is. Het is nuchter, zonder volledig objectief te zijn. Dat gold wel enigszins voor de al te zakelijk gespeelde Sonate voor twee piano's in het voorprogramma, wat weer werd goedgemaakt door een geestrijke vertolking van het Concert voor twee piano's. Toch was aan deze latere stukken al te horen dat de grote componist na de Sacre nooit meer zo het achterste van zijn tong zou laten zien.
© Frits van der Waa 2013