de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 22 augustus 2013
Conflictstof dwarrelt op in Rome en Julia
Tsjaikovski, Wagner en Prokofjev, door het Rotterdams Philharmonisch orkest o.l.v. Yannick Nézet-Séguin. 20/8, Concertgebouw, Amsterdam.
Met een wervelende toegift kreeg het Rotterdams Philharmonisch Orkest dinsdag de handen op elkaar Dat gebeurde in het huis van de concurrent, het Amsterdamse Concertgebouw, waar het gezelschap optrad in het kader van de Robeco SummerNights, zoals de bekende reeks zomerconcerten tegenwoordig in actueel Nederlands en dito typografie wordt geafficheerd.
Het Volksfeest uit Sjostakovitsj' De horzel was het slot van een programma waarin overwegend Russische muziek klonk en waarmee het RPhO de komende week een tourneetje door Europa maakt. Ze zullen er wel eer mee inleggen, want het is één grote orkestshow, waarin de musici, aangevoerd door chefdirigent Yannick Nézet-Séguin, weer eens kunnen laten horen dat ze hun collega's van het wereldberoemde Amsterdamse orkest naar de kroon steken.
Niet dat het meteen van een leien dakje ging. In Tsjaikovski's omvangrijke 'ouverture-fantasie' Romeo en Julia waren de houtblazers niet altijd zo homogeen als we gewend waren, en ook was te horen dat de Rotterdammers een groter auditorium gewend zijn dan de Amsterdamse zaal. Bij vlagen reikte het geluidsniveau tot bij het plafond. Niettemin verrichtte Nézet-Séguin voortreffelijk werk en liet onder de dekmantel van lyriek telkens weer conflictstof opdwarrelen.
Als overbrugging naar de volgende Rus fungeerden Wagners Wesendonck-Lieder, met sopraan Anna Caterina Antonacci in de hoofdrol. Ook zij glorieerde in machtsvertoon, niet alleen door zich staande te houden tegenover dat van het orkest, maar ook door vibrato-arm te minderen tot een uiterst pianissimo. Het kon het scherpe randje in haar stemgeluid niet totaal vergoelijken, maar de donzige strijkers vermilderden Wagners liefdesode aanzienlijk.
Als slot fungeerde Prokofjevs grootse Vijfde Symfonie, een werk uit 1944 dat bedoeld lijkt als voorschot op de overwinning in de oorlog. Optimisme overheerst, al heerst in het derde deel, ondanks de driedelige maatsoort, de sfeer van een treurmars. Het tweede deel, een scherzo, zorgt voor zwier en sjeu, en de finale biedt ritmische legpuzzels waarin de stukjes dankzij de altijd gedreven Nézet-Séguin schitterend op hun plaats vielen. De imposante vertolking kon niet verhullen dat de massiviteit van de klank en het ietwat geconstrueerde karakter van de vele verstrengelde lijnen uiteindelijk niet zozeer bemoedigend als wel terneerdrukkend werkten.
© Frits van der Waa 2013