de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 27 september 2013
Geen noot ongewogen
Beethoven, door Orchestra Mozart o.l.v. Bernard Haitink. 25 september, Concertgebouw, Amsterdam.
Het liep allemaal een beetje anders. Toch bleek het Concertgebouwdebuut van het Orchestra Mozart een feest voor alle betrokkenen, behalve voor dirigent Claudio Abbado en pianiste Marga Argerich, die er geen van beide bij waren. Abbado moest op doktersadvies thuisblijven. Argerich zegt zo vaak af dat dat niet als een verrassing kwam.
Ook Mozart en Haydn waren daardoor niet meer van de partij. Hun plaats werd ingenomen door drie standaardwerken van Beethoven, in een uitvoering die het standaardniveau veruit ontsteeg met dank aan de eminente invallers. Bernard Haitink is, zeker in Amsterdam, nog beroemder dan Abbado. En Maria João Pires is net als Argerich een pianiste van de buitencategorie. Eigenlijk was alleen het Orchestra Mozart een onbekende factor. Abbado's in Bologna gevestigde gezelschap bestaat ook nog maar negen jaar.
Vanaf de eerste noten van de Ouverture Leonore was duidelijk dat dit orkest niet ten onrechte was uitgenodigd om de opening van de serie Wereldberoemde Symfonieorkesten te verzorgen. De musici leveren stevig, maar genuanceerd spel, met een strijkersklank die soms iets scheller is dan we van andere orkesten gewend zijn. Haitink (84 intussen) ging te werk zoals we hem kennen: behoedzaam, maar met een geweldige greep op het muzikaal betoog en de totale klank. Ook de stilte ontsnapt daar niet aan. De donkere akkoorden in Leonore waren dreigend, de pauzes daartussen misschien nog dreigender.
Het Tweede pianoconcert ontpopte zich tot een goed gesprek tussen Pires enerzijds en het orkest anderzijds, dat zich af en toe mocht afsplitsen in onderonsjes. Hoewel Mozart niet meer meedeed, klonk zijn invloed nog wel door in dit betrekkelijk vroege werk van Beethoven, en zeker in het glasheldere, vloeibare spel van de soliste. Wonderbaarlijk was de manier waarop ze de timbres van de vleugel weet bij te kleuren naar de tinten van het orkest al kwam dat natuurlijk ook van twee kanten: bij de harpachtige klankkleuren in het langzame tweede deel kreeg ze hulp van de pizzicato-spelende strijkers.
Grotere tegenstellingen vielen te beluisteren in de Vierde Symfonie, waar Beethoven zich vooral in het derde deel uitleeft in ritmische weerbarstigheid. In de hoekdelen staan striemende akkoorden tegenover een dansante, zelfs blijmoedige vlugvoetigheid. Ook hier liet Haitink geen noot ongewogen. Hij deed er een stevige toegift bij, de Ouverture Egmont, die met zijn juichende slot een mooi weerwoord bood op het laaiende enthousiasme van het publiek.
© Frits van der Waa 2013