de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 12 oktober 2013
Turnage swingt terug in de tijd
Mark-Anthony Turnage door het Rotterdams Philharmonisch Orkest o.l.v. Yannick Nézet-Séguin. 10/10 de Doelen, Rotterdam.
Hedendaagse muziek begint steeds meer op muziek van vroeger te lijken, vooral bij de grote orkesten. Het pianoconcert dat de Britse componist Mark-Anthony Turnage speciaal voor het Rotterdams Philharmonisch Orkest heeft gecomponeerd, begint met grillige brokstukjes die heen en weer kaatsen tussen de solist Marc-André Hamelin en het orkest, waarna een verknipte marsmuziek volgt. Dat stekelige kennen we wel van Turnage (1960), wiens werk in Nederland al jaren vrij veel wordt gespeeld.
Maar dan, als Hamelin opnieuw het voortouw neemt, belandt de muziek opeens in bluesy vaarwater. Kwekkende trompetjes met dempers doen er een schepje jazz bij. Je waant je bijna in de wereld van Gershwins Rhapsody in Blue, maar dan versneden met de bokkige, verschoven swing van Stravinsky. Muziek die sterk doet denken aan wat er tussen de Wereldoorlogen werd gecomponeerd.
Het middendeel, dat met tien minuten ongeveer de helft van de compositie in beslag neemt, heeft als titel Last Lullaby for Hans. Ter nagedachtenis aan zijn overleden vriend en mentor Hans Werner Henze bouwt Turnage een elegisch betoog op, met aanvankelijk welluidende samenklanken, die zich steeds meer verdichten.
Hoewel de harmonische overgangen soms wat geforceerd aandoen, bevat dit deel fraaie passages. De orkestratie is kleurrijk. Kort voor het slot doemen strelende klanken op die zo uit een Japanse anime-film afkomstig hadden kunnen zijn. Donkere, onopgeloste dominantakkoorden besluiten het deel, waarna de musici vlot terugschakelen naar de wereld van de ragtime. De piano pompt pendelende basnoten rond, de blazers voegen spetterende tertsen toe en de contrabassen plukken ratelend aan de snaren.
Hemelbestormend is het niet, maar wel aanstekelijk en onderhoudend. Turnage weet hoe hij een muzikaal verhaal moet vertellen en wat in moderne concertstukken niet altijd het geval is hij geeft zijn solist voldoende ruimte. Hamelin maakte daar dankbaar gebruik van.
Minstens zo aanstekelijk was Prokofjevs Eerste Symfonie, de 'klassieke', waarmee de componist vanuit het jaar 1917 terugblikte op Haydn (wat dus een mooie parallel met Turnage opleverde). Het duurde even voor dirigent Yannick Nézet-Séguin alle trippelende nootjes in het gareel had, maar vanaf dat moment was er niets meer dat het feestje verstoorde.
Na de pauze bracht het orkest de complete Vuurvogel-balletmuziek van Stravinsky tot klinken. Je hoort goed wat een geweldige tovenaarsleerling de destijds nog geen 30-jarige Igor was. Maar deze integrale versie bevat wel erg veel uitgesponnen, beloftevolle in- en omleidingen voor de echt mooie stukjes. Logisch dat je het werk meestal hoort in een van de door de componist zelf samengestelde, veel kortere suiteversies.
© Frits van der Waa 2013