de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 11 november 2013
Dies Irae met fuzz
November music. Concerten door Asko/Schönberg, Ralph van Raat en Godelieve Schrama. Herh. Schrama: R'dam (17/11), Utrecht (28/2), A'dam (27/4).
De Sint-Janskathedraal in Den Bosch heeft een nagalmtijd van zeker 5 seconden. Daar kan de dempende werking van een maximaal aantal concertbezoekers niet tegen op. De massale belangstelling geldt het Bosch Requiem, dat Robert Zuidam heeft gecomponeerd naar aanleiding van het 500ste sterfjaar van de schilder Hiëronymus Bosch. De organisatoren zijn er vroeg bij: Bosch overleed pas in 1516.
Zuidam heeft het flink aangepakt: zijn requiem duurt drie kwartier en doet een beroep op koor, ensemble, vier solozangers en een geëlektrificeerde violiste, die zorgdraagt voor het 'duivelse' element. Dat doet Monica Germino met overgave: bij de solo die Zuidam haar heeft toegedacht, een Dies Irae met veel fuzz lijkt Jimmy Page of een andere oude gitaargod in de kerk te zijn neergedaald.
Het is wel een beetje een Fremdkörper in de compositie, die een afwisseling biedt tussen schurende dissonanten, meanderende solozang en verzoenende akkoorden. Ook is er aansluiting met de traditie in de vorm van een hupse middeleeuwse saltarello en quasi-gregoriaans gezang. In het voorlaatste deel gaat de muziek zowaar swingen en doet ze denken aan een ouderwetse beatmis. Als geheel wil de compositie niet erg overtuigen. Zuidam heeft al een aantal geslaagde opera's op zijn naam, maar door het ontbreken van een verhaallijn in dit requiem is zijn vruchtbare fantasie blijkbaar een beetje met hem op de loop gegaan. Die secondenlange nagalm doet het werk ook geen goed.
Het Bosch Requiem is een naar verhouding traditioneel onderdeel van November Music, het festival dat graag de randen opzoekt. Nieuwe ideeën, kruisbestuivingen en genrevermengingen zijn troef in het programma. Een duidelijk voorbeeld is The Piano and the Flightsimulator, waarin pianist Ralph van Raat en componist Florian Maier hun gehoor meenemen op een vliegtocht boven besneeuwde bergen. Drie enorme schermen omhullen het in een piepklein zaaltje opeengepakte publiek met een panoramisch beeld. Het zwaartepunt van de compositie, die opent met weidse akkoorden, stijgende en dalende arpeggio's en dramatische accenten in een soort ultra-laatromantisch idioom, speelt zich af terwijl het 'vliegtuig' nog aan de grond staat. Het is frappant om te zien dat er in de cockpit, zichtbaar op een vierde scherm, van alles beweegt als Van Raat in bezit van vliegbrevet bepaalde tonen aanslaat, maar de connectie blijft toch wat raadselachtig. Als we zijn opgestegen, maakt de dweperige muziek plaats voor minimalistisch kabbelende toonladderfiguurtjes die steeds hoger stijgen. Het is een belevenis waarbij beeld en geluid fraai samenwerken. Bij de landing blijkt de tijd, drie kwartie, te zijn omgevlogen.
Ook in zo'n klein, maar minder vol zaaltje brengen harpiste Godelieve Schrama en elektronicaspeler Wouter Snoei La harpe c'est moi, een programma met een samenspel van licht, geluid en verschillende harpen. Schrama speelt harp als de beste, waardoor het een mooie performance is. Maar als presentatie van acht nieuwe Nederlandse composities schiet ze tekort. Omdat pas na afloop een (onoverzichtelijk) lijstje wordt verstrekt met wat er is gespeeld, is het nagenoeg onmogelijk de gehoorde muziek te koppelen aan een maker. Bovendien klinkt veel van deze muziek vooral naar Schrama, wat de titel van de voorstelling bevestigt. Ja, dat gewrijf over een snaar is waarschijnlijk bedacht door Mayke Nas en die vaag-middeleeuwse muziek op dat oude harpje moet wel van Hans Koolmees zijn. Maar wie heeft dat mooie contrapunt verzonnen, of die koto-achtige klanken? Zo laat dit concert onnodig te veel te raden over.
© Frits van der Waa 2013