de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 22 november 2013
Sympathieke Carmen in aanstekelijke jarenzestigsetting
Carmen, van Georges Bizet, door Opera Zuid o.l.v. Geert Lageveen, Leopold Witte en Ivan Meylemans. 15/11, Theater a.h. Vrijthof, Maastricht. Herh. t/m 14/12. operazuid.nl.
Van de drie belangrijkste operaorganisaties in dit land zijn er tegenwoordig twee die zich 'Nederlands' noemen. Maar eigenlijk heeft de derde en kleinste club, Opera Zuid, het meeste recht op die benaming. Van de tien vocale solisten in de jongste productie, Carmen, zijn er acht van eigen bodem. Bij de andere operabedrijven ligt die verhouding andersom.
Opera Zuid is met zijn geringe budget zo'n beetje de talentscout in eigen land. Tegelijkertijd is het gewoeker met de middelen aan de wat onevenwichtige bezetting van Carmen wel een beetje af te horen. Zo komen karakters op het tweede plan, zoals die van Zuniga (Marcel van Dieren) en Micaëla (Kim Savelsbergh), vocaal beter uit de verf dan die van de echte hoofdpersonen Don José (de Braziliaanse tenor Fabiano Cordeiro) en Carmen (Janneke Schaareman). Cordeiro revancheert zich in de voorstelling overigens behoorlijk. Zijn geluid is niet groot, en hijzelf ook niet, maar hij is in elk geval geen slappetinustenor. In het laatste bedrijf gooit hij zich met ziel en zaligheid in de confrontatie met Carmen.
Schaareman, die met deze rol haar debuut maakt bij Opera Zuid, weert zich ook terdege, zeker visueel, maar heeft net niet de power die je van femme fatale Carmen verwacht. Vooral in de laagte wil ze nog wel eens verdwijnen in de enthousiasmerende, maar niet altijd even precieze orkestklanken die Ivan Meylemans de Philharmonie Zuidnederland ontlokt.
Toch is het als geheel een sympathieke voorstelling. Voor de beide regisseurs, Leopold Witte en Geert Lageveen, die beiden afkomstig zijn uit de theaterhoek, is het de vuurdoop op operagebied. Hoewel ze met hun hollende of totaal stilstaande massascènes in het eerste bedrijf in een klassieke operavalkuil dreigen te stappen, komt de voorstelling daarna mooi op zijn pootjes terecht. Hun keus om de handeling naar de jaren zestig van de vorige eeuw te verplaatsen is zo gek nog niet: de vrijgevochtenheid en de muziekliefde van Bizets oorspronkelijke zigeuners kloppen wel min of meer met die van de hippiegeneratie, al heeft Carmen in wezen weinig gemeen met het ideaal van love, peace and flowers. Wel is de visuele uitwerking anvankelijk erg karikaturaal: Dancaïro en Remendado doen aan agentje pesten en de in (vrij lange) mini-jurkjes gestoken dames van het Zuidelijk Theaterkoor dribbelen en joelen overdreven.
In het volgende bedrijf is de entourage geslaagder: de kroeg van Lilas Pastia is omgebouwd tot een Indiaas meditatieoord en het is eigenlijk een heel slimme gedachte om in de figuur van de stierenvechter Escamillo (een sterke bijdrage van Martijn Sanders) een popster avant la lettre te zien, compleet met scheurende elektrische gitaar. Wel is zijn uitdossing, kennelijk naar het voorbeeld van Gary Glitter, in deze context nogal anachronistisch. De glamrock kwam echt later dan de sixties.
In de derde akte zijn de smokkelaars veranderd in damslapers, compleet met veel slaapzakken, waarvan de toreador hilarisch genoeg beroepsmatig gebruik maakt in zijn schermutseling met Don José. In de laatste akte valt niets meer te lachen en maakt het ook niet meer uit in welke tijd de handeling zich afspeelt. Door twee stukken van de toneelvloer overeind te zetten, suggereert decorontwerper Marc Warning op uiterst economische wijze de toegang van de arena, waar de fatale crime passionel zich afspeelt. Carmen en José kunnen, ook door de aanzuigende werking van Bizets muziek, geen kant meer uit en dat mondt uit in een indringend, tijdloos slotbeeld.
© Frits van der Waa 2013