de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 25 november 2013
Verrassend goede muziek in mythologische vechtscheiding
Medée, van Luigi Cherubini door Opera2Day o.l.v. Serge van Veggel en Hernán Schvartzman. 23 november, Theater aan de Schie, Schiedam. Herh.: Den Haag (26, 27/11, 6/12), Alkmaar (8/12) en Rotterdam (9/12).
Als je naar het standaardoperarepertoire kijkt, lijkt het of er tussen Mozarts Zauberflöte en Beethovens Fidelio helemaal niets is gecomponeerd, maar natuurlijk is dat niet zo. Het is te zien en te horen bij het Haagse podiumkunstgezelschap Opera2day, dat zich heeft ontfermd over Medée van Luigi Cherubini, een muzikaal meesterwerk dat in 1797 in première ging.
De akelig actuele mythe van Jason en Medea gaat over een gruwelijke vechtscheiding die uitdraait op kindermoord. Medea is een tovenares die over lijken gaat en de kastanjes uit het vuur heeft gehaald voor Jason, met wie ze twee kinderen heeft gekregen, maar die haar laat zitten voor een jong ding. Cherubini laat in zijn opera vooral haar kant van het verhaal zien die van een verstoten vrouw, van een asielzoekster die zonder haar kinderen het land wordt uitgezet.
Opera2day, een nog groen sprietje in het Nederlandse operalandschap, heeft voor de titelrol twee zangeressen ingeschakeld. Bij de première werd Medée vlammend vertolkt door de Amerikaanse sopraan Maribeth Diggle, die in alle opzichten opgewassen is tegen de hoge eisen die de partij stelt. Darío Schmunck en Huub Claessens leveren mooi weerwerk als Jason en Créon, terwijl ook Barbara Kozelj en Alexandra Schoeny op het tweede plan krachtig voor de dag komen.
Medée is niet voor niets buiten beeld geraakt. Een van de lastige aspecten van het werk is het aandeel van het gesproken woord in een aantal essentiële scènes. Dat hoorde destijds zo, maar nu ervaren we die als gaten in het muziekdrama. Serge van Veggel, artistiek leider van Opera2day en tevens regisseur van de voorstelling, heeft dat slim opgelost door nieuwe (Franstalige) teksten te laten schrijven. De breukvlakken worden verder gecamoufleerd door elektronische of door het orkest gespeelde soundscapes.
Dat orkest is overigens wel de zwakke schakel in het geheel. Gelukkig vallen de bibberblazers, de wankele intonatie en algehele rommeligheid vooral op in de ouvertures en interludes en weet dirigent Hernán Schvartzman het onderste aan energie en dramatiek uit de kan te halen, wat een knappe prestatie is.
Ook scenisch is het begin van de opera stijfjes. Het koor is uitgedost met chique, moderne hofdameskostuums en staat vaak aan de kant te kijken. Het toneelbeeld biedt weinig meer dan een paar hoge verrijdbare panelen. De belichting is daardoor een belangrijk element. Naarmate de voorstelling vordert, wint de chaos het van de orde, wat psychologisch natuurlijk hout snijdt. Dat alles wordt van meet af aan voortgestuwd door de verrassend goede muziek van Cherubini, die uiteraard voortbouwt op Mozart, maar intussen ook al een stapje verder is, zeker waar het over de dramatische structuur gaat. Het laatste van de drie bedrijven is wat dat betreft het hoogtepunt. Het wordt maar één keer onderbroken door een gesproken scène en is bijna een monodrama doordat Medée voortdurend in het brandpunt staat. De manier waarop Cherubini haar zieleroerselen uitschildert, in dikwijls karige noten, maar rijke orkestkleuren en harmonische contrasten, is ronduit ijzingwekkend.
© Frits van der Waa 2013