Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 6 december 2013

Net geen happy end bij Thomas' Hamlet

Hamlet, van Ambroise Thomas, door de Munt o.l.v. Olivier Py en Marc Minkowski. 3/12, Muntschouwburg, Brussel. Herh. t/m 22/12. Mezzo: 17/12, 19.00 uur; Klara: 21/12, 20.00 uur.

Dictatuur, dood, theater en waanzin, daar draait het volgens regisseur Olivier Py om in Hamlet. Py, een volbloed theaterman die zich de laatste tien jaar sterk heeft toegelegd op het regisseren van opera's, heeft zich nu bij de Brusselse Munt ontfermd over de Hamlet van Ambroise Thomas. In dit muziekdrama uit 1868 zijn de eigenschappen van Shakespeares roemruchte toneelstuk goeddeels bijgebogen naar de eisen die een grand opéra stelde, waarbij ook hoort dat de hoofdpersoon aan het eind nog in leven is. In Londen, waar het werk een jaar later werd opgevoerd, zou men dat natuurlijk niet pikken, en werd de tekst zo gewijzigd dat Hamlet er toch een eind aan maakt.

Die versie wordt nu in Brussel ook gebruikt. Aan het slot stapt Hamlet (Stéphane Degout) nogal onderkoeld in de reeds klaarstaande doodskist, zoals ook de overige moorden vrij soepel, bijna onopvallend worden afgewikkeld. Dat wil niet zeggen dat de spanning niet menigmaal te snijden is. Aangrijpend is de scène waarin Hamlet het aan de stok krijgt met zijn moeder Gertrude (Jennifer Larmore). Py zet de miskende prins in een badkuip, waarin hij even later, poedelnaakt, zijn moeder kopje onder duwt. Dat was niet de bedoeling van de vermoorde Hamlet senior, De Geest (Jérôme Varnier), die, uitgedost in een blikkerende schedelbedekking à la Damien Hirst, herhaaldelijk verschijnt, maar pas aan het slot door iedereen wordt waargenomen.

Speciale vermelding verdient de Nederlandse sopraan Lenneke Ruiten, die in haar Muntdebuut prachtig gestalte geeft aan de rol van Ophélie, met een helder, maar ietwat broos stemgeluid dat een markant contrast oplevert met het naar het walmende neigende timbre van Larmore. Fraai zijn ook haar hoge belcantopassages wanneer ze door de waanzin wordt gegrepen. De ster is echter bariton Degout, die Hamlet zowel krachtig als kwetsbaar neerzet. Zijn ongewenste schoonvader Claudius (Vincent Le Texier) heeft een fraaie bas, maar een erg onstandvastig vibrato. Dat hij werkelijk niet deugt, is te zien wanneer een gevangene (Ophélies broer Laërte) in een kerker door beulen in elkaar wordt getremd.

Dirigent Marc Minkowski laat als altijd de muziek wat heviger knetteren dan andere dirigenten, waarbij hij het risico op een enkele onzuivere noot voor lief neemt. Thomas, in zijn eigen tijd enorm succesvol, is grotendeels vergeten. Dat is niet zo vreemd, want zijn muziek heeft wel kwaliteit, maar niet veel eigens. Het mooist zijn de bijna kamermuzikale momenten en de blazerssoli, zoals die van de saxofonist die een dragende factor is bij het toneelspel-in-het spel. Door dat nieuwe instrument in te zetten in een opera had Thomas trouwens wel een primeur.

Py's indringende visie op het werk wordt versterkt door het ongelooflijke decor van Pierre-André Weitz, dat bestaat uit gigantische bakstenen trappen die uiteenvallen in verrijdbare stukken 'burcht'. Ook vindt het koor hier een natuurlijke, niet al te nadrukkelijk aanwezige plaats. Thomas' opera had in minder bekwame handen makkelijk naar het oubollige kunnen neigen, maar daarvan is dankzij de scherpzinnigheid van de regisseur geen moment sprake.


© Frits van der Waa 2013