de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 5 september 2014
Organische vermenging van kunstvormen in Waltz' Orfeo
Orfeo, van Monteverdi, door De Nationale Opera o.l.v. Sasha Waltz en Pablo Heras-Casado. 3 september, Nationale Opera & Ballet, Amsterdam. Herh.: 5 en 6/9.
Er golft een wemeling van dansende lichamen over de dansvloer in de eerste scènes van Orfeo. Er gebeurt erg veel te gelijk, en dat is even wennen, maar och, in de muziek hoef je ook niet elk lijntje te volgen om toch genoegen te beleven aan de resulterende harmonie. Choreografe Sasha Waltz boetseert haar ensembles tot plastische vormen, waarin de individuele dansers soms nauwelijks meer te onderscheiden zijn.
Eigenlijk is het niet zo'n vreemde gedachte om Orfeo van Claudio Monteverdi, de allereerste volwaardige opera, anno 1607, te laten regisseren door een choreograaf. De barokcomponisten van toen wilden eigenlijk het theater van de Oudheid herscheppen, waarin vele disciplines zich verenigden.
Waltz' enscenering, die nog maar twee keer te zien is in Amsterdam, maar in de loop van het seizoen ook op diverse Europese podia, biedt in elk geval een fraaie, organische vermenging van kunstvormen, met musici die dansen, zangers die bewegen en dansers die zingen. De kostuums zijn simpel, en Waltz maakt vindingrijk gebruik van attributen als takken en bloemen. Na het drukke begin treedt snel een versobering in, wanneer Orfeo hoort dat zijn geliefde Euridice is gestorven en haar gaat terughalen uit de Onderwereld. Dat lukt hem, dankzij de macht van zijn goddelijke muziek, maar zijn menselijke zwakheid wordt hem noodlottig. Deze dragende rol, die alle andere personages tot nevenfiguren reduceert, is in goede handen bij bariton Georg Nigl, al kun je horen dat hij niet echt een oude-muziekzanger is, met zijn al te permanent vibrato en zijn uitschieters naar een Verdi-achtige dramatiek.
Orfeo is een herschepping, en dat moet ook, want de aanwijzingen in de partituur zijn summier. Maar zou die muziek, visionair als ze is, vierhonderd jaar geleden ook zo weelderig geklonken hebben? Onder dirigent Pablo Heras-Casado tovert het in twee helften verdeelde Freiburger Barockconsort de meest fantastische timbremengsels uit een enorme variëteit aan barokinstrumenten, soms met effecten die bijna aan latere orkesttovenaars als Strauss doen denken. De bekoring is er niet minder om. Dat is ook te danken aan het decor, een blankhouten vloer met daarachter een paar reusachtige draaiende deuren en een grote plas water, waarin de ontredderde Orfeo aan het slot belandt, wellicht als verwijzing naar het gewelddadige einde dat volgens de oorspronkelijke mythe zijn deel is, Maar bij Monteverdi zorgt de god Apollo voor een happy end.
© Frits van der Waa 2014