de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 15 september 2014
Yeol Eum Son grote ontdekking van Gergjev Festival
Gergjev Festival. 12 en 13 september, de Doelen, Rotterdam.
Aan de balie van De Doelen worden 'oorlogskoffie' en een 'rantsoenpakket' (borrelhapjes) verkocht. Dat komt nogal wrang over als je juist de voorstelling Niemandsland hebt bijgewoond, waarin acteur Joost Dekker en het Ragazze Kwartet je gaandeweg hebben meegevoerd naar het inferno waarin honderd jaar geleden miljoenen jonge levens vermalen werden. De tekst van Niemandsland, gebaseerd op een handvol verslagen uit de tijd, wordt onder regie van Serge van Veggel kracht bijgezet door klanken die reiken van een lieflijk Mendelssohnmuziekje tot de gestolde geluiden uit een kwartet van Erwin Schulhoff. Als confronterend slot wordt het publiek in groepjes door de kelders van De Doelen gestuurd, en door middel van geluid en projectie nog eens fijntjes met de neus op de gruwelijkheden van de Eerste Wereldoorlog gedrukt.
Dat is namelijk het thema van het Gergiev Festival, een driedaags muziekfeest waarin de voormalige chef van het Rotterdams Philharmonisch Orkest voor de negentiende maal zijn voorliefdes mag etaleren. Zijn muzikale, wel te verstaan, want het feit dat de 61-jarige topdirigent nogal dik is met de Russische president Poetin ligt dezer dagen natuurlijk een beetje ingewikkeld (om het maar zachtjes te zeggen). Gergiev heeft het festival weliswaar opgedragen aan de slachtoffers van de neergeschoten MH17, maar zolang je in het midden laat wie daarvoor verantwoordelijk is, is dat een nogal gratuit doekje voor het bloeden. Violiste Liza Batiasjvili komt wat dat betreft duidelijker voor de dag door als toegift Requiem for Ukraine van Igor Loboda uit te voeren. Je vraagt je af of de dirigent en de violiste daar achter de coulissen nog over hebben gediscussieerd.
Dat dwingende Requiem was meteen het hoogtepunt van een programma dat uiteindelijk weinig indruk maakte. Taras Bulba is niet het beste werk van Janáček, het Eerste vioolconcert van Prokofjev is ondanks het intens zangerige spel van Batiasjvili een nogal mechanisch voortdenderend geval en de Vierde symfonie van Nikolaj Mjaskovski, breed aangekondigd als 'de vergeten componist', is vooral een academisch werkstuk dat in zijn woekeren met stijgende viertonige figuurtjes aanvankelijk nog wel boeit, maar blijft steken in herkauwbewegingen.
Bij het openingsconcert waren de musici van het Rotterdams Philharmonisch minder op dreef, maar had het gebodene meer substantie. De ouverture Pomp and Circumstance van Edward Elgar was in elk geval toepasselijk, De houten prins van Bartók bevat fascinerende muziek en de Scythische Suite van Prokofjev is een lijfstuk van Gergiev, waarin hij zijn specialiteiten subliem gedoseerde aanzwellingen en het blootleggen van onvermoede timbremixturen nog eens overtuigend kan demonstreren.
Maar de grote verrassing was vooral pianiste Yeol Eum Son (28) die een explosieve vertolking weggaf van Ravels Concert voor de linkerhand, in een jurk die heel toepasselijk alleen de actieve arm bloot liet. In een solorecital liet de Koreaanse de volgende dag horen dat ze met haar superieure techniek haar titanisch temperament in de juiste banen weet te leiden, of het nu gaat om Beethoven of om Strauss' Wein, Weib und Gesang in een geparfumeerde bewerking van Godowski. Dat hebben we dan toch maar weer aan Gergiev te danken, die haar een paar jaar terug ontdekte tijdens het Tsjaikovski Concours.
© Frits van der Waa 2014