Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 29 september 2014

Artistieke vuist voor het sublieme tijdens AAA Festival

AAA-Festival, met het Koninklijk Concertgebouworkest, Groot Omroepkoor en Vlaams Radio Koor o.l.v. Jonathan Nott en het Nederlands Kamerkoor o.l.v. Reinbert de Leeuw. 25 en 27 september, Concertgebouw, Amsterdam.

De overtreffende trap was de afgelopen week het richtsnoer in het AAA-festival, het evenement waarin Amsterdamse kunstinstellingen onder aanvoering van het Koninklijk Concertgebouworkest vier maal per jaar een artistieke vuist maken. In de kunst is het normaal om naar het hogere te streven, maar 'het sublieme', zoals het thema luidde, is duidelijk niet voor iedereen weggelegd.

In de grote zaal van het Concertgebouw begon het donderdagavond schijnbaar bescheiden, met een zestienkoppig koor dat het Kyrie uit de Missa prolationum van de 15de-eeuwse componist Johannes Ockeghem ten gehore bracht, een stuk waarvan een groot deel niet meer dan tweestemmig is. Toch is dit werk een tour de force, omdat het als geheel berust op het canonprincipe, waarbij de stemmen in verschillende tempi dezelfde noten ten gehore brengen.

Die opening was niet voor niets gekozen, omdat György Ligeti in zijn Requiem een voorbeeld nam aan Ockeghem. Ook in dit stuk uit 1965 valt je als luisteraar niet op hoe vernuftig de compositietechniek is. Maar een visionaire orenwassing is het wel, dat gigantische, uit het niets aanzwellende gewemel van vele tientallen stemmen, dat op een gegeven moment omslaat in zigzaggende, tumultueuze theatraliteit. De Britse dirigent Jonathan Nott, die nog met de in 2006 overleden componist gewerkt heeft, voerde het Concertgebouworkest en het Groot Omroepkoor naar zelden gehoorde hoogten.

Zelfs die trap bleek nog overtroffen te kunnen worden, in het eclatante orkeststuk Arcana, dat Edgard Varèse aan het einde van de jaren twintig componeerde. Varèse gaf zijn opvatting van muziek als 'georganiseerd geluid' vorm als steil optorenende dissonanten en bokkige en uit het lood geschoven ritmen, waarbij het timbre van geteisterd koper domineert. Stokkende klanken en abrupte overgangen geven de muziek het karakter van een worsteling, een steeds verder reiken.

Als direct daarop de wufte, zwoele strijkersklanken van Ravels La Valse volgen, is dat een bijna nog grotere klap, een soort cultuurschok. Maar als je die stukken na elkaar hoort, hoor je dat deze twee componisten niet alleen tijd-, maar ook landgenoten waren, en dat Ravel weliswaar de orkestklank intact liet, maar met zijn totale demontage van de Weense wals nauwelijks minder stoutmoedig en baanbrekend te werk ging.

Uitersten aan sublimiteit bewerkstelligden dirigent Reinbert de Leeuw en het Nederlands Kamerkoor in het afsluitende concert, waarvoor zaterdag de Kleine Zaal helemaal volliep. Hoekstenen waren motetten van Johann Sebastian Bach en de muziek van Olivier Messiaen, De Leeuws lijfcomponist, wiens O sacrum convivium en Cinq rechants gedreven vertolkingen beleefden. Het Nederlands Kamerkoor is sinds de bezuinigingen afgeslankt en verjongd, maar heeft zijn kwaliteit weten te behouden waarvan akte in het werk van Bach, dat onder handen van De Leeuw een ongewoon vurige gestalte kreeg, met hoge tempi en dramatische curves en contrasten. Het werd voorafgegaan door Knut Nystedts Immortal Bach, waarin een koorwerk van Bach wordt uitgerekt en in lagen over zichzelf heen gelegd. Het resultaat is stemmig, maar eigenlijk nogal simplistisch en vooral subliem in zijn bondigheid.

Ook de twee premières in het programma waren vooral kort, zeker in verhouding tot de grote onderwerpen die ze behandelen. De jonge Brit Leonard Evers klaagt in An Eye het oog-om-oog-principe aan, met behulp van listig vermengde sis- en slagwerkklanken, ritmisch geroep en enkele teksten van Osama bin Laden, die eerst kinderlijk klinken, maar dan uitmonden in een climax en een ontlading. In Papaver verkent de Japanner Dai Fujikura verschillende manieren van tekstdeclamatie, waarbij de koorpartijen ritmisch vrijwel steeds bij elkaar blijven, maar samen complexe akkoorden vormen die telkens verwijden en vernauwen. Deze 'stemmen uit het graf' verwijzen naar de Eerste Wereldoorlog, en daarmee is dit werk in feite een voorschot op de volgende aflevering van het AAA festival, die al in november volgt en is gewijd aan het jaar 1914.


© Frits van der Waa 2014