de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 10 oktober 2014
Uit Zenders versie van Winterreise spreekt het avontuur
Schubert/Zender: Winterreise, door Christoph Prégardien en Insomnio o.l.v. Ulrich Pöhl. 7 oktober, Muziekgebouw, Eindhoven. Herh.: Almere (10/10) en Utrecht (12/10).
Met windmachines, een stel balken, ruisbuizen, een accordeon, melodica's en nog veel meer gebruikelijke en ongebruikelijke instrumenten brengt het Ensemble Insomnio deze week een reeks uitvoeringen van Schuberts Winterreise. Dat lijkt blasfemisch, maar de Duitse componist Hans Zender, die de befaamde liedcyclus in 1993 heeft onderworpen aan een 'gecomponeerde herinterpretatie', neemt de luisteraar behoedzaam bij de hand en voert hem mee naar de achterkant van Schuberts noten. Hoewel hij die soms stevig door de mangel haalt, spreekt uit zijn bewerking allereerst grote eerbied.
Insomnio, het Utrechtse gezelschap voor eigentijdse muziek, is erin geslaagd een tenor van wereldfaam te engageren voor dit project. Christoph Prégardien was bekend met deze versie, die hij in 2000 met het Klangforum Wien op cd zette. Voor de zanger is er niet veel verschil tussen de twee versies, al laat Zender hem soms spreken in plaats van zingen, een microfoon gebruiken of gewoon stilvallen. Het is vooral de instrumentale entourage die afwijkt, al zit daar het verschil eerder in de timbres dan in de noten.
Met een bijgecomponeerde in- en uitleiding en extra stiltes en tussenstops, neemt deze Winterreise meer tijd in beslag dan het origineel, wel anderhalf uur. De causerie die schrijver en journalist Jelle Brandt Corstius vooraf houdt over zijn eigen winterreizen is heel onderhoudend, maar maakt het pauzeloze programma tot een erg lange zit.
Dat doet niets af aan het avontuur en al helemaal niet aan de weemoed die spreekt uit de versie van Zender. Bij dat avontuur hoort ook het gebruik van de ruimte, met als nadeel dat er tijdens en tussen de liederen veel heen en weer wordt gelopen door de musici. Dat brengt onrust teweeg, en je kunt je afvragen of al die muzikale 3D-effecten dat wel waard zijn.
Voor het overgrote deel zijn de klanken in deze naar de 20ste eeuw verplaatste Winterreise floersig en gedempt: melancholiek gitaarspel, gesmoorde blazerskoortjes en verzakkend getokkel. Soms kraken de snaren en scheurt het koper. Maar het ensemble kan ook klinken als een orgel, een harmonieorkest of een salonstrijkje.
Net als bij de 'echte' Winterreise zijn de laatste van de 24 liederen het indringendst. Zender schuift de harmonieën omhoog en omlaag, wat een destabiliserend en ten slotte zelfs apocalyptisch effect heeft. Prégardien blijft helder en voornaam zingen, tot de bijna in het luchtledig eindigende slotregel van het laatste lied, Der Leiermann.
© Frits van der Waa 2014