Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 10 november 2014

Het hoort er allemaal bij, liefst niet in een hokje

November Music. Internationaal festival voor actuele muziek 5-9/11, Den Bosch

Een operazangeres staat in een opnamestudio om een jingle op te nemen. Dan wordt plotseling een zak over haar hoofd gegooid en wordt ze afgevoerd in een rolstoel. Het volgende tafereel is een rechtszitting, waarvan nauwelijks een woord is te verstaan, omdat de stemmen van rechter, advocaat en officier door elektronische mangels worden gehaald, die worden aangestuurd door de bewegingen van de musici aan weerskanten van het podium. Als later de zangers Mi manca la voce (Ik heb geen stem meer) uit Rossini's opera Mose in Egitto aanheffen, is dat heel toepasselijk. Alleen heeft de gimmick tegen die tijd volledig zijn kracht verloren.

Ondanks de indrukwekkende hoeveelheid audiovisuele techniek gaat de muziektheatervoorstelling Buenos Aires van de Deense componist Simon Steen-Andersen gebukt onder een volstrekt gebrek aan timing en mededeelzaamheid – om nog maar te zwijgen over de wel heel karige muzikale component in de voorstelling.

Dat zijn de risico's die een bezoeker loopt bij November Music, het Bossche festival dat graag de randen opzoekt en er dus ook wel eens overheen valt. Hedendaags klassiek, jazz, wereldmuziek, theater, beeldende kunst, het hoort er allemaal bij, liefst niet in een hokje.

Dat dat ook geweldig kan uitpakken, bewijst de door het festival geëntameerde samenwerking tussen het kwintet van pianist Franz von Chossy en shengspeler Wu Wei. Dit Chinese mondorgel heeft verbazende mogelijkheden. In handen van een speler van Wu's formaat klinkt het als een aangeblazen accordeon: naast de subtielste buigingen en dynamische nuances, produceert het blaffende akkoorden en snerpende tremolo's. Dat mengt schitterend met de strijkers en de elektronisch verruimde klarinetten van Alex Simu.

Von Chossy's muziek is een eclectische mix van latinritmes, klezmertoonladders, een vleugje pop en een stevige dosis minimal. Dat laatste klinkt vooral door in de wemelende notentapijten die in een groot deel van zijn muziek voor de stuwing zorgen.

Hoewel de minimal music een halve eeuw oud is, blijkt die nog steeds een bron van inspiratie. No Nights Dark Enough, een orkeststuk van de IJslandse componist Valgeir Sigurdsson, heeft raakvlakken met ambient en neominimalisme. De bron, een lied van Dowland, is nauwelijks nog te herkennen in de langgerekte stroom klanken waarin elektronica met wonderlijke kraakgeluiden en zelfs mondharpachtige tokkel-tonen voor vervreemding zorgt.

In zijn The Redundance voegt de Noorse gitarist Stian Westerhus zich bij de Philharmonie Zuidnederland. Zijn podiumpresentatie valt niet mee, en het stuk ook niet. Onhandig gefiedel met een strijkstok, magere falsetzang, en de overbekende optelmuziek met delay-effecten maken het tot een zeurderig kwartier. Veel spannender zijn de reprises van Rozalie Hirs en Kate Moore.

Roseherte van Hirs is een gestage verkenning van akkoordcombinaties, die door ringmodulatie een surrealistische gloed van boventonen meekrijgen. Het orkest brengt de klanken als aanspoelende golven: de dramatiek zit hem in de verglijdingen van de klank.

Days and Nature van de Australisch-Nederlandse Kate Moore is minimalistisch, maar werkt toe naar een fraaie climax, waarin een groot apparaat met metalen staven begint rond te draaien. Het is een grote broer van de porseleinen lilliputtertjes die ze gebruikt in haar installatie Bone China, prachtig klinkende bloempotjes, zachtjes aangeslagen door ronddraaiende trosjes aardewerk. In haar Synaesthesia Suite en twee andere stukken voegen zich daar violist Joseph Puglia en zes spelers van Slagwerk Den Haag bij, die onder meer gestemde kommen en schalen bespelen, een soort gamelan uit de keuken-afdeling. Ook hier leidt de rondgang langs telkens herhaalde motieven tot muziek die contemplatief is en toch een dwingende lading heeft.


© Frits van der Waa 2014