Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 12 november 2014

Fraaie dialogen van domme gans en zwanenridder

Lohengrin, van Wagner, door de Nationale Opera, o.l.v. Marc Albrecht en Pierre Audi. 10 november, Nationale Opera & Ballet, Amsterdam. Herh.: 16, 20, 23, 26 en 29/11.

Als verteller kon de componist Richard Wagner wel eens wat overnadrukkelijk uit de hoek komen. Zo moet hertogin Elsa in Lohengrin aan de mysterieuze ridder die haar te hulp snelt beloven dat ze hem nooit naar zijn naam zal vragen. Dat doet ze grif, maar Wagner laat Lohengrin het haar nog even inpeperen: 'Elsa! Heb je me goed gehoord?', waarop ze het nog een keer moet beloven, wat allemaal niet helpt, want ze breekt de belofte uiteindelijk toch.

Het is wel doorbijten bij de eerste akte van Lohengrin. Op het godsgericht, waarbij Lohengrin de boosaardige Telramund verslaat, zit je een uur te wachten. Het gevecht is ook nog eens in een vloek en een zucht voorbij, terwijl de heraut daarvoor minutenlang in de weer is geweest met het voorlezen van de voorschriften.

Even statisch is het toneelbeeld, hoe imposant ook. Tegen een gigantische achterwand staan de ruim honderd zangers van het Koor van de Nationale Opera, podiumbreed en vier rijen hoog. Het subliem zingende koor is een factor van betekenis in Lohengrin en in akte twee en drie krijgt het gelukkig meer bewegingsvrijheid, net als de andere personages.

Twaalf jaar terug was deze enscenering ook al te zien in wat toen nog het Muziektheater heette. De monumentale decors van Jannis Kounellis zijn tijdloos, evenals het met roeispanen beladen voertuig dat de zwaan moet voorstellen. De kostuums van Angelo Figus lijken geïnspireerd door Oosterse historische drama's, wat teksten als 'Sieg! Heil!' prettig losweekt uit hun oorspronkelijke context. Lohengrin ziet er zelfs uit als een samoerai.

In de bak zetelt het Nederlands Philharmonisch Orkest, met van tijd tot tijd enkele subdividies achter het podium of op de balkons. Een enkel rafelrandje in het koper daargelaten brengt het onder zijn vaste chef Marc Albrecht een gloeiende, vaak massieve en soms ijl stralende spanning in Wagners noten.

Voor de solopartijen is een verjongde, merendeels Duitse ploeg zangers aangetreden, met in de titelrol de niet geheel ongeforceerd zingende tenor Nikolai Schukoff, geflankeerd door Juliane Banse als Elsa, die heel innemend klinkt, een enkele te hevige wappering in het vibrato daargelaten.

Michaela Schuster zwabbert als het akelige mens Ortrud nog heviger, maar komt wel sterk voor de dag. De Russische bas Evgeny Nikitin is iets minder krachtig als Telramund, maar heeft met zijn enorme hoeveelheid tatoeages (echte) wel de juiste Hells Angels-uitstraling. Günther Groissböck en Bastiaan Everink leveren fraaie bijdragen als koning en heraut.

Als vanaf de tweede akte de slechteriken het voortouw nemen wordt zowel het verhaal als de muziek meteen een stuk interessanter, al blijft het een opera van de lange adem. Het slotbedrijf biedt naast de befaamde bruidsmars fraaie dialogen tussen de zwanenridder en de domme gans Elsa, op de bekende onnadrukkelijke manier perfect geregisseerd door regisseur Pierre Audi, wiens trefzekere hand ook in de choreografie van de massascènes duidelijk te herkennen is.


© Frits van der Waa 2014