de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 29 maart 2015
Klanken als rondspattende spiegelscherven
Pierre Boulez 90: concerten door Pierre-Laurent Aimard, Tamara Stefanovich en Nieuw Ensemble o.l.v. Ed Spanjaard (25 en 26 maart, Muziekgebouw Amsterdam) en Residentie Orkest o.l.v. Reinbert de Leeuw (28 maart, Dr. Anton Philipszaal, Den Haag).
Een tocht door een labyrint, zo kun je de drie Boulez-concerten van de afgelopen week wel karakteriseren. Aanleiding tot deze overdaad was het gegeven dat Pierre Boulez, als meestercomponist en dirigent een sleutel-figuur van het 20ste-eeuwse muziekleven, op 26 maart de 90-jarige leeftijd bereikte. De feestelijkheden zijn bepaald nog niet afgelopen: zo wijdt het Holland Festival in juni twee avonden aan Boulez' muziek.
Niet alleen het oeuvre van Boulez heeft het aanschijn van een doolhof, ook zijn afzonderlijke composities zijn dikwijls stukken waarin je kunt verdwalen, zoals woensdag te horen was bij het recital door de pianisten Pierre-Laurent Aimard en Tamara Stefanovich. De eerste pianosonate, die de jonge Boulez in de late jaren veertig componeerde, is absoluut baanbrekend, maar de compleet 'atonale' muzikale constructie is zo cerebraal en rigide dat het niet meevalt er een weg in te vinden. Niettemin slaagde Aimard er wel degelijk in de 'wilde lyriek', waarover hij in zijn inleiding sprak, over te brengen. Zijn collega en leerlinge Stefanovich bleek nog temperamentvoller in haar interpretatie van de nauwelijks minder splinterige, maar pianistisch rijkere Tweede Sonate.
In de jaren vijftig verruimde Boulez zijn stilistische grenzen aanzienlijk, wat leidde tot werken met een grotere differentiatie en klankschoonheid en die in latere jaren alleen maar zou toenemen. Dat begint al in de Derde Sonate en het intrigerende Structures II voor twee piano's, waarin Aimard en Stefanovich een fraai spel van aantrekken en afstoten speelden. Nadien heeft Boulez nog maar weinig voor piano geschreven, maar de vrijheid en sensualiteit neemt aanmerkelijk toe: in een werk als Incises hoor je avant-gardistische echo's van Ravel, Chopin en Liszt.
Bij het Nieuw Ensemble, dat zich altijd sterk heeft gemaakt voor Boulez' muziek, stond daags daarop vooral de klanktovenaar centraal, eerst in een aantal korte stukken, waaronder het altijd avontuurlijke Eclat uit 1965, dat evolueert van exuberante naar verstolde klanken. Hoogtepunt van het concert was de omvangrijke cyclus Le marteau sans maître. Een belangrijke rol was hierin weggelegd voor mezzo Cécile van de Sant, die haar weg vond tussen klanken die elkaar reflecteerden, als rondspattende scherven van spiegels.
Veelkleurig slagwerk treedt in Boulez' werk uit de jaren zestig en zeventig sterk op de voorgrond, met name in Rituel, dat zaterdag klonk bij het Residentie Orkest onder Reinbert de Leeuw. Het houdt het midden tussen een treurmars en tempelmuziek en wordt uitgevoerd door acht over de zaal verdeelde groepen, maar met zijn diffuse klanken is het zeker niet Boulez' beste werk. Het daaropvolgende, al even ritualistische De Tijd van Louis Andriessen sloot er perfect op aan, maar bleef van begin tot eind boeien, met zijn complexe, maar toch transparante samenklanken.
© Frits van der Waa 2015