Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 15 mei 2015

Eén met de muziek en het orkest

Mozart en Schubert, door het Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Jan Willem de Vriend. 13 mei, Concertgebouw, Amsterdam. Herh.: 15, 17 en 21 mei.

Als er één rode draad is in het rijke muzikale leven van Jan Willem de Vriend is het wel geestdrift. Al dertig jaar is hij een bevlogen orkestleider. Hij begon als aanvoerder van zijn eigen Combattimento Consort, maar dirigeert tegenwoordig tal van orkesten in binnen- en buitenland en straalt op het podium nog steeds evenveel energie en plezier uit als toen hij een jonge jongen was.

Wat dat betreft helpt het dat de muziek die hij deze week dirigeert bij het Koninklijk Concertgebouworkest is geschreven door heel jonge componisten. Schubert was nog maar 16 toen hij zijn Eerste symfonie componeerde, de Mozart van het Negende pianoconcert was 21 en die van de openingsmuziek, afkomstig uit Idomeneo, maar vier jaar ouder.

De Vriend maakt het tot een feestelijke gebeurtenis. Sinds zijn debuut bij het KCO, in 2009, heeft hij al verschillende malen met het orkest samengewerkt en de verstandhouding is zo te horen uitstekend. Voor dit klassieke repertoire treedt het orkest niet in vol ornaat aan en ook de opstelling is iets anders, met de bassen achterin en de cello's links. De Vriend, die voor de preciezen in de oudemuzieksector nooit voor vol meetelde omdat hij met met zijn Combattimento Consort de historische muziekpraktijk naar moderne instrumenten vertaalde, ontlokt de strijkers een zilverige, ranke toon, die waar nodig volmaakt versmelt met de houtblazers.

De twee Idomeneo-fragmenten bieden meteen al een bonte afwisseling van orkestexplosies en verfijnde doorkijkjes, door de dirigent beeldend vormgegeven met een zeer gevarieerde lichaamstaal, vaak soepel en zwierig, op sleutelmomenten vaak martiaal en hoekig. In Mozarts pianoconcert, bijgenaamd het 'Jeunehomme' laat hij het voortouw aan solist Kristian Bezuidenhout, die een prachtige Graf-vleugel bespeelt – weliswaar een instrument van na Mozarts tijd, maar wel krachtig genoeg om de Grote Zaal te vullen. Desondanks is het orkest naar verhouding wat dominant, hoe nauwsluitend het samenspel ook is. Bezuidenhout, de rust zelve, tovert knisperende nootjes tevoorschijn en exploreert vooral in de cadensen de timbreverschillen tussen hoog, laag en midden, die zo kenmerkend zijn voor de fortepiano.

Schuberts Eerste heeft veel Beethoven- en Haydn-elementen, maar bevat, vooral in het tweede, langzame deel al die langademige, doorgolvende bewegingen die in zijn latere werk nog prominenter worden. Wiegend en sturend als een ware dansmeester geeft De Vriend het daaropvolgende menuet de allure van een Weense wals. In de blijmoedige finale is De Vriend meer dan ooit één met de muziek en het orkest. Hij maakt het stuk tot een bruisend feest, dat ondanks de krachtige taal nergens over de schreef gaat.


© Frits van der Waa 2015