Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 15 juli 2015

Exuberant, maar fijnbesnaard samenspel

Liszt: werken voor viool en piano. Ulf Wallin en Roland Pöntinen. Bis.

Franz Liszt was vermaard om de watervallen aan noten die hij onder zijn handen vandaan kon laten golven, maar naarmate hij ouder werd, werd zijn muziek spaarzamer. Zijn La lugubre gondola voor viool en piano uit 1883 is een stuk dat zijn tijdgenoten boven de pet moet zijn gegaan: ijle klanken, onbestemde harmonieën en aan het slot een hele passage met parallelle akkoorden in de piano, iets wat volstrekt indruiste tegen de gangbare regels.

Ulf Wallin en Roland Pöntinen leveren een indringende vertolking van dit duistere, onthechte werk, die wordt voorafgegaan door zes andere Liszt-werken voor viool en piano. Daartussen zitten nog een paar stukken die alleen al door hun karigheid een toetssteen voor de ware musicus zijn, maar ook het vroege Grand duo concertant, waarin Wallins slanke maar toch warme toon en Pöntinens subtiele toucher samengaan in exuberant, maar fijnbesnaard samenspel.

Chopin: pianoconcerten. Akiko Ebi, Janusz Olejniczak, Orkest van de Achttiende Eeuw olv Brüggen. NIFC.

Het Orkest van de Achttiende Eeuw is al jaren vaste gast in het Warschause Chopinfestival. De beide pianoconcerten zijn daarbij vaste prik (er is bijna geen orkestmuziek van Chopin) en van die uitvoeringen zijn er al minstens drie verschillende op cd uitgebracht.

De jongste versie, met Akiko Ebi en Janusz Olejniczak als solisten, zal wel horen tot de laatste opnamen van dirigent Frans Brüggen, die een jaar geleden overleed. Er liggen drie jaar tussen de beide concertregistraties, maar beide solisten bespelen hetzelfde instrument: een perfect klinkende Erard uit 1849.

Olejniczak grijpt wat steviger in de toetsen, zodat structuur en contrast bij hem wat duidelijker uitkomen. Ebi is een echte Chopinpoëet, die in het langzame tweede deel iriserende rimpelingen trekt in het diepe, vrijwel roerloze vijveroppervlak van orkestakkoorden waarvan alleen Brüggen het geheim kende.

Leonardo Vinci: Catone in Utica. Il Pomo d'Oro olv Minasi. Decca.

Er zingt, anders dan je op het eerste gehoor zou denken, geen enkele vrouw mee in de opname die Riccardo Minasi en zijn orkestje Il Pomo d'Oro hebben gemaakt van Leonardo Vinci's opera Catone in Utica. Op deze plaatpremière worden alle vier hoge stemmen gezongen door countertenoren, van wie er drie worden gekenmerkt door een ietwat zenuwachtig vibrato. Vince Yi is de gunstige uitzondering. Tenor Juan Sancho treft als Cato de Jongere een pakkende theatrale toon, die ook doorklinkt in de vurige vertolking van het orkest.

Deze opera van de niet zo bekende Leonardo Vinci stamt uit 1728 en volgt het bekende stramien van recitatieven (die soms erg lang zijn), afgewisseld met pittige dan wel vloeiende aria's. De geest was duidelijk vaardig over Vinci (niet te verwarren met zijn beroemde bijna-naamgenoot), want ze ontstijgen ruimschoots aan de middelmaat.


© Frits van der Waa 2015