Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 26 oktober 2015

Daan Roosegaarde dooft het zaallicht tegen lichtvervuiling

Nacht van de Nacht in het Concertgebouw

De zaal proest het uit bij het zien van een filmpje over de eerste roltrap in Oezbekistan waarop mensen wanhopig proberen hun evenwicht te bewaren. 'Dit is een voorbeeld van hoe het fout kan gaan met de combinatie van mens en techniek', licht Daan Roosegaarde toe. Hij staat op het podium van het Amsterdamse Concertgebouw als ambassadeur van de Nacht van de Nacht, een jaarlijkse actie waarmee de Natuur- en Milieufederaties met honderden evenementen de aandacht vestigen op de lichtvervuiling. In zijn werk als uitvinder en ontwerper probeert Roosegaarde naar eigen zeggen 'de werelden van poëzie en praktijk met elkaar te laten versmelten'.

Licht en ecologische overwegingen staan daarbij centraal. Zo ontwierp hij in Nuenen een fietspad dat oplicht in de sterrenpatronen uit een schilderij van Van Gogh, en hij ontwierp een grote installatie, Waterlicht, waarin door de lucht golvende lichtslierten duidelijk maken hoe hoog het water in Nederland zou staan als er geen dijken waren.

In het Concertgebouw krijgt Roosegaarde officieel het eerste vel met door hemzelf ontworpen postzegels overhandigd: de zegels bieden samen een bovenaanblik van Nederland, een nachtelijke kaart waarop steden en wegen oplichten. 'Het is wel mooi', aldus Roosegaarde, 'maar voor sterrenkundigen is dit totale horror.'

Vervolgens volgt de handeling waarvoor hij is gekomen, namelijk het uitdoen van het licht in de Grote Zaal voor een bijzonder optreden van het Nederlands Kamerorkest. Indrukwekkend zijn de gevolgen niet. Door alle nooduitganglampjes en de verlichting voor de musici wordt het in de zaal nauwelijks donkerder dan bij een gewoon concert, waar het doorgaans al zo schemerig is dat het programma vrijwel onleesbaar wordt.

De eerste twee werken die het Nederlands Kamerorkest laat horen, hebben eigenlijk niks met de nacht te maken. Stravinsky en Strauss zijn beiden grote componisten die na baanbrekende vernieuwingen teruggrepen naar het verleden. Stravinsky werpt in Dumbarton Oaks knipoogjes naar Bach en Strauss flirt in de suite uit Der Bürger als Edelmann met Lully.

Het eigenlijke nachtstuk, volgens dirigent Marc Albrecht 'een van de opwindendste avonturen in het leven van een muzikant', is Pierrot lunaire van Schönberg: 21 surrealistische gedichten, in 1912 uitgewerkt tot een toen letterlijk ongehoorde partituur, die nog steeds zelden wordt uitgevoerd. Slechts zeven musici zijn ervoor nodig, plus een zangeres die in het reine moet komen met het door Schönberg voorgeschreven Sprechgesang, een vorm van declamatie die tussen zingen en spreken in staat. Sopraan Claudia Barainsky, gehuld in een ietwat incongruent, want helwit gewaad, roept, zingzegt, fluistert, kirt, jammert, gromt, weeklaagt, jubelt, snikt, en weet op den duur zelfs de hardnekkige blafhoesters onder het publiek het zwijgen op te leggen.

Pierrot is een stuk als een droom, vol ongrijpbare beelden, vaak grimmig of zelfs sadistisch, maar ook ironisch en parodistisch. Het helpt dat de teksten op een scherm worden geprojecteerd, zij het alleen in het Duits. Opvallend zijn de vele referenties aan gebed en godsdienst; zo is het zesde gedicht, Madonna, een verwrongen koraal. Snerpende viooltonen, lieflijke klanksluiers, razende woelingen, niets beklijft in deze muziek. Maar ze is wel mateloos boeiend, veertig minuten lang. Waarna het applaus opstijgt en onvermijdelijk het licht weer aangaat.


© Frits van der Waa 2015