de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 1 februari 2016
Magie van Tiensuu en Wu Wei
Borodin, Tiensuu en Rachmaninov, door het Radio Filharmonisch Orkest o.l.v. Edo de Waart. 30 januari, Concertgebouw, Amsterdam.
Een muzikale openbaring zoals die zich zaterdagmiddag voordeed in het Concertgebouw maak je maar heel zelden mee. Twintig minuten duurde het, met nog een extraatje en toen volgde er weer zo'n dikke Russische boterham waartussen dit miraculeuze muziekstuk bekneld zat.
Het wonder was te danken aan twee magiërs, de shengspeler Wu Wei, en de Finse componist Jukka Tiensuu, die voor hem het concert Teoton heeft geschreven, mede in opdracht van de Zaterdagmatinee. Het stuk, dat enkele maanden terug zijn première beleefde in Seoul, pakt de luisteraar prompt bij zijn lurven, doordat de paar nootjes die Wu Wei uit zijn instrument blaast, meteen als herfstbladeren door het orkest heen dwarrelen. Tiensuu, met zijn 67 jaar inmiddels een zeer door de wol geverfd toondichter, heeft als het ware echo's en galm meegecomponeerd, waardoor een enorm ruimtelijk effect ontstaat.
De sheng, een oosters mondorgel met bamboe pijpjes, waarvan de klank doet denken aan een aangeblazen accordeon, hoe ontoereikend die vergelijking ook is, geniet dankzij Wu's fenomenale kwaliteiten steeds meer bekendheid. Het knappe van Tiensuu's concert is dat hij die kwaliteiten optimaal benut, en er toch een volwaardig spel van geven en nemen tussen solist en orkest van maakt. De muziek is gevarieerd, maar coherent en biedt de allerbehaaglijkste klanken zonder een moment triviaal te worden.
Tiensuu houdt het orkestaandeel vooral in het begin heel spaarzaam, en kiest voortdurend kleuren die aansluiten bij die van de sheng, zoals nasale gestopte trompetjes. Spectaculair zijn de momenten waarop de muziek alleen nog aan een dun sheng-draadje hangt. Tegelijkertijd zijn er de wonderlijkste velden van verglijdende tonen en akkoorden die een kwarttoon uit het lood liggen. Zelfs het weldadige majeurakkoord dat op een gegeven moment intreedt blijft niet ongemoeid. De kunst en precisie waarmee dat alles is uitgedokterd doet menigmaal denken aan de even geestrijke muziek van Ravel. De vier aaneengesloten delen leiden het oor door een landschap dat uitmondt in met fel gekef ingeleide dansmuziek, met ruimte voor een solocadens waarin Wu in zijn eentje een heel orkest lijkt na te bootsen een stunt die hij in zijn toegift nog eens met verve overdeed.
Dirigent Edo de Waart en het Radio Filharmonisch Orkest leverden een patente uitvoering. Met Borodins In Centraal Azië en Rachmaninovs Tweede Symfonie was gezorgd voor sluitende oostwaarts gerichte thematische verbanden, maar muzikaal bleef de sandwich toch incongruent. Vergeleken met Tiensuu's verfijnde klanksculpturen deed die symfonie al snel aan als massaal, zwaar en vooral langdurig geploeter.
© Frits van der Waa 2016