de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 5 februari 2016
Stemacteur met smeuïg, solide timbre
Liederen van Hugo Wolf, door Thomas Oliemans en Malcolm Martineau. 2/2, Concertgebouw, Amsterdam.
Hij was nog niet in het niemandsland waarin latere componisten zich waagden, maar zat wel op het randje. Hugo Wolf (1860-1902) was bij uitstek de vertegenwoordiger van de laatromantische liedkunst. Hij verkende de grenzen tussen harmonieën, tussen spot en ernst, en tussen taal en toon.
Bariton Thomas Oliemans deinst er niet voor terug een heel recital te wijden aan dit allerminst eenvoudige en daardoor niet vaak uitgevoerde repertoire. Dinsdag stond hij in de Kleine Zaal van het Concertgebouw, geruggesteund door pianist Malcolm Martineau. De heren sloegen het publiek meteen om de oren met onwelgevallige klanken gehamerde toetsen en een soort Sprechgesang dat perfect paste bij het Mörike-lied Zur Warnung waarin zangers op de hak worden genomen. De ironische toonzetting hield daarna ook nog even stand, maar week geleidelijk voor liederen waarin gemoedelijkheid en poëzie meer op de voorgrond treden.
Oliemans zingt niet zomaar, hij acteert met zijn stem (en zijn lichaam), en hoewel hij daarbij de extremen niet schuwt, blijven goede smaak en een smeuïg, solide timbre de thuisbasis.
Ook weet hij een boeiend traject door Wolfs muziek te kiezen. De duisterste momenten waren de drie Harfenspieler-liederen van Goethe, met sinistere, onvaste samenklanken en kreten van hartenpijn. In het verhalende An eine Äolsharfe liet hij horen hoe in één lied een hele wereld schuil kan gaan, om uiteindelijk te belanden bij Auch kleine Dinge, een muzikaal miniatuurtje. En met de toegift, het Abschied, waarin Mörike afrekent met zijn recensenten, keerde hij terug naar de satire en maakte zo de cirkel rond.
© Frits van der Waa 2016