Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 2 april 2016

Gatti maakt triomftocht van mars naar het schavot

Wagner, Liszt en Berlioz door het Koninklijk Concertgebouw orkest o.l.v. Daniele Gatti. 31 maart, Concertgebouw, Amsterdam. Herhaling: 3 april. Radio 4: 3/4, 14.15 uur.

Nog een paar maanden, dan heeft het Koninklijk Concertgebouw een nieuwe chefdirigent. In september geeft de 54-jarige Italiaan Daniele Gatti zijn officiële inauguratieconcert, maar de nieuwe combinatie draait zich dit seizoen al warm. Deze week brengt het gezelschap een hoogromantisch programma, dat morgen nog herhaald wordt, en later ook nog te zien is op het klassiek kanaal Mezzo TV.

De benoeming van Gatti heeft nogal wat twijfels opgeroepen, vooral in de schrijvende pers, en het is te hopen dat hij daar binnenkort een eind aan maakt. Donderdag kwam dat er niet van. Aan Gatti's bekwaamheid als dirigent hoeven we niet te twijfelen, maar van een KCO-chef valt meer te verwachten dan bekwaamheid – zoiets als persoonlijkheid, of magie.

Het helpt niet dat iemand, misschien de dirigent zelf, bedacht heeft dat het symfonisch gedicht Orpheus van Franz Liszt maar eens uit de mottenballen gehaald moest worden. Het stuk blijkt daar terecht in beland te zijn. Aan het beroemde thema van een reis naar de onderwereld doet het bepaald geen recht. Harpen verklanken het lierspel van de beroemde zanger. In twaalf minuten tijd vindt op nondescript melodisch materiaal een geleidelijke expansie plaats en dat is dat.

Daaraan vooraf ging een uitvoering van Wagners Tannhäuser-ouverture die ondanks een paar aarzelende inzetten scherp geprofileerd uit de verf kwam. Gatti bouwde het gevarieerde discours mooi op, en hield de tutti-climaxen goed in de hand.

Berlioz' Symphonie fantastique, het zwaartepunt in het programma, is door zijn impulsieve sfeer een lastig, maar ook lonend werk om uit te voeren. De eerste drie delen, visioenen van een aanbedene, gesymboliseerd door een 'idée fixe'-melodie, gaan meer over vervoering dan over vuurwerk.

De emotionele kant van het verhaal is bij Gatti in goede handen. Hij maakt het tempo plooibaar en brengt lijn in Berlioz' associatieve muziek, maar als die glooit en kabbelt is het toch een stuk minder overtuigend dan wanneer de ritmiek scherp geprofileerd is. De dansjes in het tweede deel zijn aanstekelijk, en het vraag- en antwoordspel tussen althobo en hobo in het landelijke derde deel krijgt een bijna perspectivische uitwerking.

Spectaculair wordt het pas in de laatste twee delen. De dreigende mars naar het schavot verleent Gatti met afgemeten tempo extra dreiging. En de kroon op het werk is een danse macabre met enorme contrasten, waarin de blazers uilen nabootsen en grotesk kakelen, de strijkers ratelend met hun stokken op de snaren tikken en het koper, ingeleid door klokslagen, stevig uitpakt met een sinister Dies irae, dat voor Gatti uiteindelijk toch uitdraait op een triomftocht.


© Frits van der Waa 2016