de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 9 juli 2016
Oliemans gloedvol in Schumanns nuances
Schumann door Thomas Oliemans en Paolo Giacometti. 7 juli. Concertgebouw, Amsterdam.
In de poëzie liggen de dood en de liefde al eeuwen in elkaars verlengde, maar in de Romantiek deden de dichters er graag nog een schepje bovenop. Heinrich Heine deed dat zelfs zo nadrukkelijk dat het vaak een ironisch effect heeft.
De componist Robert Schumann, die een groot aantal teksten van Heine op muziek zette, had daar niet zo veel oor voor: in die liederen draait het toch bijna steeds weer om de verklanking van turbulente gevoelens. Voor de zelfspot van Heine is nauwelijks ruimte.
Bariton Thomas Oliemans en pianist Paolo Giacometti deden Schumanns harstochten donderdag alle eer aan in een geheel aan diens liedkunst gewijd recital. Het grootste deel daarvan is ook te beluisteren op een eerder dit jaar verschenen cd, met de titel Dr. Jekyll & Mr. Hyde een verwijzing naar de innerlijke tweespalt die Schumann ervoer. Ze openden hun programma met de niet op de cd opgenomen Liederkreis op. 24 uit 1840, een afwisselende reeks van negen Heine-liederen.
Oliemans, een van de meest vooraanstaande Nederlandse zangers van dit moment, brengt de teksten gloedvol tot klinken, met een verzorgde, maar natuurlijke dictie en een warme, nooit overluide stem, die hij in de hoogste regionen knap bijkleurt, zonder zich te forceren. En zoals hijzelf in zijn inleiding al aangaf, schuilen er tussen de hartstochtelijke en de bespiegelende polen van Schumanns karakter nog veel meer nuances.
Minstens zo welsprekend is het spel van Giacometti, een meesterlijke begeleider, die nergens overheerst, akkoorden een donsvachtje weet te geven, melodietonen aaneenrijgt tot parelsnoeren en altijd de hoofdlijnen helder houdt.
De zestien liederen van de cyclus Dichterliebe, ook op tekst van Heine, zijn soms van een aforistische bondigheid en de musici maakten er, door soms nauwelijks tussenruimte te laten, een spannend geheel van.
De tweede helft van het programma was gewijd aan twee late cycli uit 1850. Opvallend aan deze werken zijn de zoekerige, schemerige harmonieën, met sublieme dubbelzinnigheid uitgespeeld door Giacometti. Doordat Schumann zich hier liet inspireren door dichters van een wat mindere garnituur doet het resultaat soms pompeus aan. Maar met het weids uitgezongen slotlied, Requiem, en twee theatraal voorgedragen toegiften kreeg het enigszins overladen programma een zeer overtuigend besluit.
© Frits van der Waa 2016