de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 7 oktober 2016
Meesterkoor rijkgeschakeerd in Missa Solemnis
Beethoven: Missa Solemnis, door Cappella Amsterdam en Het Orkest van de Achttiende Eeuw o.l.v. Daniel Reuss. 5/10, De Doelen, Rotterdam. Herh.: Eindhoven (7), Nijmegen, Amsterdam (11), Utrecht (14), Groningen (15), Den Haag (16/10).
Het werk van Beethoven hoorde van meet af aan tot het kernrepertoire van het Orkest van de Achttiende Eeuw, maar in de 35 jaar van zijn bestaan heeft het ensemble nooit eerder diens Missa Solemnis uitgevoerd. Nu is dat geen geringe klus: met een duur van bijna anderhalf uur overtreft de mis Beethovens omvangrijkste symfonie, de Negende, ruimschoots in lengte. En er is een koor voor nodig dat alle noten van de veeleisende componist op zijn zang heeft.
Dat treft, want het Orkest heeft al vaak samengewerkt met Cappella Amsterdam, het 'gekwelde meesterkoor', zoals het in de brochure van De Doelen genoemd wordt. Dat slaat op de beslissing van het Fonds Podiumkunsten om de subsidie aan Cappella te schrappen, een gezien de kwaliteit van het koor betwistbare stap. Onder aanvoering van hun vaste dirigent Daniel Reuss logenstraffen de ruim veertig zangers het Fondsvonnis, van de eerste inzet tot het laatste, vredige 'Dona nobis pacem', met een zuiver en beheerst, maar rijkgeschakeerd geluid.
Even bijzonder is de klank van de vier solozangers die, bijvoorbeeld in het eerste deel, het Kyrie vrijwel onmerkbaar naar voren komen uit het stemmenweefsel van het koor. Het zijn eerder protagonisten dan solisten. Sopraan Carolyn Sampson en alt Marianne Beate Kielland sluiten perfect op elkaar aan met een terughoudend vibrato, Thomas Walker heeft een pregnante, maar rustige tenorstem.
De bijdrage van de solide, intussen oudgediende bas David Wilson-Johnson is nog het minst opvallend.
De Missa Solemnis is al met al een vrij aards stuk. Hemelse doorkijkjes, zoals die ene passage met ijle fluiten in het Sanctus, zijn schaars. Maar wel talrijk zijn de oases van rust te midden van de grote oplaaiende meerstemmige koren in licht archaïsche stijl. Hoewel het orkest maar zelden die mysterieuze glanzende klank voortbrengt die oprichter Frans Brüggen eruit wist te halen, bereikt Reuss met zijn bedaarde directie eenzelfde bezonkenheid en diepgang.
De dramatiek en de tekstexpressie varen er wel bij, maar het allerspannendst zijn de momenten waarop de muziek uitgedund wordt, soms heel geleidelijk, soms binnen een paar seconden, en dan terugvalt tot een fluistertoon of zelfs een totale stilte die doorgaans voorbode is van een imposante storm.
© Frits van der Waa 2016