de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 27 maart 2018
Mahlers monstertruck met 'maar' 359 musici
Mahler, door het Rotterdams Philharmonisch Orkest e.a. o.l.v. Yannick Nézet-Séguin. 23 maart, De Doelen, Rotterdam.
Over Mahlers Achtste Symfonie is de afgelopen eeuw veel moois en ook nogal wat lelijks geschreven. Zo'n wonder is dat niet, want als er één stuk is dat deze aspecten in zich verenigt is het wel de 'Symfonie der Tausend', zoals de bijnaam van deze superstunt al sinds de eerste uitvoering in 1910 luidt.
De meeste dirigenten beginnen bij de gedachte aan Mahler al te likkebaarden, maar dit monumentale stuk is toch een traktatie die zelden voor hen weggelegd is. Yannick Nézet-Séguin, die dit jaar na tien jaar leiderschap vertrekt bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest, gaf dit weekeind twee uitvoeringen van het bijna anderhalf uur durende werk (overigens niet het langste in Mahlers oeuvre). Een cadeautje van het honderdjarig orkest voor zichzelf en de 43-jarige maestro, die overigens nog een handvol Rotterdamse optredens te gaan heeft.
Voor het Doelenpubliek ontplooide zich een breed uitwaaierend front, bestaand uit het groot bezette orkest, acht solisten, het Groot Omroepkoor, het Rotterdam Symphony Chorus, het koor Orféon Donostiarra, het Nationaal Kinderkoor, plus het Doelenorgel bij elkaar toch 'maar' 359 musici. Dit collectief stortte zich voortvarend in de taak om het in hoekige motieven uitgehouwen openingsdeel, Veni creator spiritus, tot een goed einde te brengen. Een onvervreemdbare eigenschap van deze oproep aan het Opperwezen is de sensatie dat er een monstertruck over je trommelvliezen komt rijden, evenals het gegeven dat de solisten als een windvaan moeten wapperen om daar nog enigszins bovenuit te komen. Imposant is dat alles zonder meer, en misschien is dat wel de hoofdzaak. Toch viel er, vooral in de instrumentale passages, ook nog schoonheid te bespeuren, boden de koren de vele abrupte modulaties manhaftig het hoofd en had de entree van het meisjeskoor op 'Hostem repellas' het effect van een lichtstraaltje.
Hoewel de Achtste voor Mahler de grootste triomf van zijn leven was, is het niet zijn beste werk. Afwezig is het gevecht met zijn demonen, dood en levenstwijfel, waardoor een echt conflict ontbreekt. Het tweede deel, op tekst uit Goethes Faust, is twee keer zo lang als het eerste deel, rustiger en veel spaarzamer. Hier gaat het om loutering, om een lange weg omhoog naar een staat van verlichting. De kwaliteit van de solisten kwam nu pas werkelijk tot zijn recht, al leek tenor Michael Schade ten onrechte bang dat hij niet te horen zou zijn.
Nézet-Séguin opereerde aanzienlijk rustiger dan in zijn eerste jaren, toen hij nog als een gummibal meestuiterde met de muziek, en ontlokte vocalisten en orkest met ferme slag vele subtiliteiten. De kunst van het nuanceren heeft hij altijd al voortreffelijk beheerst, wat ook nu weer tot uiting kwam in fabelachtig mooie houtblazerskoortjes, gonzend koper en tal van andere mengklanken. Het RPhO was altijd al een orkest van de bovenste plank, maar die lat heeft 'Yannick' in die tien jaar toch weer wat hoger gelegd.
© Frits van der Waa 2018