de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 10 december 2018
Orkestraal gebeier begeleidt overspannen rouwproces
Die tote Stadt, opera van Korngold, door de Nederlandse Reisopera o.l.v. Jakob Peters-Messer en Antony Hermus.
8/12, Wilminktheater, Enschede. Tournee 16/1 t/m 9/2.
Ultraromantiek regeert in Die tote Stadt, de opera van Erich Wolfgang Korngold die lange tijd een sluimerend bestaan leidde, maar in de operawereld intussen geldt als een geheimtip. Zowel in het libretto als in de muziek van het psychodrama wordt de geobsedeerde esthetiek van de 19de eeuw, in 1920 allang overrijp, op de spits gedreven. Dat het werk nog altijd overtuigt, is te danken aan het talent van de destijds 23-jarige Korngold, amper wonderkind-af.
Zo beladen als de thematiek is, zo sober is het toneelbeeld dat regisseur Jakob Peters-Messer ons voorzet bij de Nederlandse Reisopera. Centraal element is een vitrinekast, waarin hoofdpersoon Paul als in een reliekschrijn de objecten bewaart die hem herinneren aan zijn overleden vrouw Marie, waaronder een portret en een haarvlecht. Een grote lijst verdeelt het toneel in een voor- en achterplan, en herbergt bovendien een projectiescherm, waarop suggestieve maar zelden zeer concrete beelden verschijnen.
Wanneer Paul, gezongen door de Zweedse tenor Daniel Frank, een vrouw ontmoet die sprekend op de betreurde Marie lijkt, slaat het overspannen rouwproces om in een regelrechte crisis. De nieuwe aanbedene, danseres Marietta, vertolkt door de Bulgaarse sopraan Iordanka Derilova, weigert zich, zoals Pauls vriend Frank het formuleert, tot 'een marionet van de dode vrouw' te laten maken. De kracht van de voorstelling wordt in belangrijke mate bepaald door het vocale vuur van Franks priemende tenor en Derilova's flakkerende sopraan. Zij moeten zich niet alleen staande houden in de auditieve hogedrukpan waaronder het Noord Nederlands Orkest en dirigent Antony Hermus het vuur flink opstoken, maar maken die hartstochten bovendien liggend, vallend en dansend aanschouwelijk.
De klokken en het water van Brugge, de dode stad uit de titel, vinden weerklank in orkestraal gebeier en instrumentale vloedgolven, waarin Korngold de lijn die van Wagner naar Strauss leidt nog wat verder doortrekt, maar waartussen verbazend genoeg ook knetterende motieven verschijnen die aan popriffs doen denken.
Het drama vindt zijn ontknoping wanneer de weduwnaar, ten prooi aan tweestrijd, jaloezie en religieuze dweepzucht, Marietta wurgt met de haarvlecht uit de uitstalkast. Op het scherm verschijnt daarbij een still uit Hitchcocks Psycho met het dode gezicht van Janet Leigh een verwijzing naar Korngolds latere leven als Hollywoodcomponist. In het oorspronkelijke libretto blijkt alles vervolgens maar een droom te zijn geweest, maar bij Peters-Messer is de scheidslijn tussen realiteit en zinsbegoocheling veel ambiguer, al maakt hij wel voelbaar dat de moord daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
Korngold maakt handig gebruik van elementen die in zijn tijd tot het vaste huisraad van een opera behoorden: door een open raam klinkt een lieflijk kinderkoor, in het tweede bedrijf komt een groep toneelspelers opdraven die voor muzikaal divertissement zorgen en als hoogtepunt van Pauls visioenen verschijnt een door kostuumontwerper Sven Bindseil felliniaans aangeklede processie. De vitrinekast wordt daarbij eerst ingezet als boot en vervolgens als praalwagen, waarop een jongetje, wellicht een alter ego van Paul, als in een ritueel de haarvlecht met zich voert.
Dat de Nederlandse Reisopera het ondanks zijn geringe financiële armslag op zich heeft genomen om, in samenwerking met het Theater van Maagdenburg, dit halfvergeten meesterwerk opnieuw op de planken te brengen, is een daad die getuigt van artistieke moed. Het niveau waarop dit gebeurt, demonstreert dat dat geen overmoed was.
HET ANDERE CONCERT VOOR DE LINKERHAND
Behalve door Die tote Stadt en zijn met Oscars bekroonde filmmuziek is de Oostenrijker Korngold vooral bekend geworden door zijn op latere leeftijd gecomponeerde Vioolconcert. Minstens zo goed is het concert dat hij in 1922 schreef in opdracht van de eenarmige pianist Paul Wittgenstein, die echter zo onverstandig was het alleenrecht op de uitvoering ervan voor zichzelf te reserveren iets wat Maurice Ravel, die het allerbefaamdste linkshandige concert voor hem componeerde, niet liet gebeuren. Korngolds pianoconcert kwam pas in 1961 weer boven water. Het is nog steeds vrij onbekend, hoewel een handvol pianisten van naam, onder wie Marc-André Hamelin en Howard Shelley, het op cd hebben gezet.
© Frits van der Waa 2018