Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 17 december 2018

Langlijnige lyriek in onbekende opera Delius

A village Romeo and Juliet. Opera van Frederick Delius, door het Radio Filharmonisch Orkest en Groot Omroepkoor o.l.v. Sir Mark Elder. 15/12, Concertgebouw, Amsterdam. Terugluisteren: nporadio4.nl/ntrzaterdagmatinee/gemist

Er zijn twee momenten in de opera A village Romeo and Juliet waarop je als luisteraar even adem schept voor wat nog komen gaat en vervolgens merkt dat dat helemaal niet nodig was. Componist Frederick Delius had duidelijk niet veel op met langdurige sterfscènes en waar andere componisten zich zouden hebben vermeid in langdurige lamentaties en uitweidingen, maakte hij gewoon korte metten. Dat bevalt best, want aan grandeur schort het deze onmiskenbaar laatromantische opera zeker niet.

De concertante uitvoering in de jongstleden Zaterdagmatinee was een verbazingwekkende belevenis, en die verbazing gold zeker ook het gegeven dat deze buitengewoon fraaie opera uit het jaar 1901 nog nooit eerder in Nederland heeft geklonken, laat staan is opgevoerd.

Ja, het verhaal is misschien wat simpel en het logisch gehalte is ook niet al te hoog, maar dat is ook bij bepaalde veelgespeelde opera's het geval. Dat Delius een Engelse componist met Duitse voorouders was zal er ook mee te maken hebben. Engelsen komen niet al te ruimhartig aan bod op het continent en in eigen land wordt het werk van Delius overschaduwd door dat van autochtonere landgenoten. En dan speelt de opera ook nog eens in Zwitserland.

De Romeo en Julia uit de titel heten Sali en Vrenchen, en maken in de eerste scène hun opwachting als kinderen, aandoenlijk vertolkt door Rik de Jong en Lotte Cornell, terwijl hun vaders (Tim Kuypers en Callum Thorpe) beginnen te twisten over een lap grond. Ook laat de Duistere Vedelaar, representant van het vrije leven, zich horen bij monde van de krachtige bariton David Stout.

Langlijnige lyriek en ietwat zoekerige harmonieën vormen de grondtoon van Delius' muziek, maar die wordt vaak genoeg afgewisseld met sinistere of juist lichtvoetige klanken. In de overige scènes worden de intussen volwassen Sali en Vrenchen vertolkt door de mooi zuiver en licht zingende tenor Matthew Newlin en Marina Costa-Jackson, een sopraan met veel inlevingsvermogen en een door alle registers warm en vol stemgeluid. Hun liefde mag geen vervulling vinden en leidt via een dichtbevolkte jaarmarkt en een kroeg met vrijbuiters naar een vrijwillige dood door verdrinking. Het Groot Omroepkoor en een keur aan vooral jonge Nederlandse zangers schitterden in deze grootschalige taferelen, waarin ook in de concertzaal het oog niet te kort komt.

Maar behalve in vocale verrukkingen schuilt de bekoring van Delius' opera vooral in het orkestaandeel, dat bij het Radio Filharmonisch Orkest onder Sir Mark Elder een grootse luister kreeg. De interlude The Walk to Paradise Garden is al prachtig doorschijnend, maar het overrompelendst is zonder meer de droomscène waarin de geliefden zichzelf naar het altaar zien schrijden, een weids stortbad van weldadige majeurklanken, inclusief orgelspel en feestelijk klokgebeier.


© Frits van der Waa 2018