de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 29 april 2019
Oude wijn in allesbehalve nieuwe zakken
Wagemans, Britten en Adams, door het Rotterdams Philharmonisch Orkest en het Nederlands Kamerkoor o.l.v. Kevin John Edusei. 25/4, De Doelen, Rotterdam.
Boven het orkest een bak met houtblazers. Links en rechts in de zaal een bataljon koperblazers. Helemaal achter het publiek een flink koor. Het Rotterdams Philharmonisch Orkest pakte donderdag stevig uit voor Become Desert van de Amerikaanse componist John Luther Adams (niet te verwarren met de iets bekendere operacomponist John Coolidge Adams). In dit werk, dat hier zijn Europese première beleeft, verklankt Adams zijn impressie van de Sonorawoestijn in Mexico. Heel toepasselijk begint het veertig minuten durende stuk met niets, waarin een eenzaam ping! klinkt, en keert daar ook weer naar terug. Daartussenin ontvouwt zich één enkele pulsloze spanningsboog, eerst met toevoeging van ijle strijkers, langzaam uitdijend naar de basregisters, tot ook de in de zaal geplaatste troepen zich erbij voegen, waarna paukroffels een climax teweeg brengen en het hele proces zich vervolgens in omgekeerde richting afspeelt.
Wie het woestijnverhaal erbij heeft gelezen kan zich makkelijk omringd wanen door licht en leegte. De sonore, onmerkbaar verschuivende stapelklanken waarin allerlei boventonen om de voorrang strijden zijn voortdurend oorstrelend, al valt het treffen van de juiste hoge noten de sopranen van het koor en enkele koperblazers soms wat moeilijk.
Maar wat is het allemaal faciel, gevaarloos en voorspelbaar: oude wijn in allesbehalve nieuwe zakken. De rivier- en woudwemelingen van Wagners Ring-tussenspelen zijn al anderhalve eeuw oud. De klankvelden die György Ligeti vijftig jaar terug componeerde zijn overtuigender. De onbegrensdheid is door Louis Andriessen in De Tijd twintig keer spannender getoonzet. En het surround sound-trucje is ook al talloze malen vertoond.
Als componist verstaat Adams zijn vak, maar zijn muziek inclusief het buitenmuzikale natuurminnaarsverhaal is een typisch product van de Amerikaanse grootste-gemene-delercultuur, die hier helaas ook op de loer ligt.
Dat alles werd nog geaccentueerd door de spannende uitvoering van Benjamin Brittens Four Sea Interludes en Passacaglia die eraan voorafging. Ook hier een natuurschildering, maar de interludes zijn nu eenmaal afkomstig uit de zee-opera Peter Grimes. Vergeleken met Adams komt Britten, altijd beschouwd als een van de braafste jongens van de 20ste-eeuwse muziek, naar voren als een scherpzinnige en grensverleggende componist.
Dat was ook te danken aan dirigent Kevin John Edusei, die in zijn RPhO-debuut blijk gaf van een goed contact met de musici en een vaste greep had op de muzikale materie. Daarvan getuigde ook zijn vertolking van Peter-Jan Wagemans' korte 'lied voor orkest' Love, baby. Dit nieuwe werk is net als de stukken van Britten afkomstig uit een eerdere opera. De orkestbehandeling van Wagemans is als altijd bewonderenswaardig, en de geleidelijke expansie smaakt naar meer. Maar dat meer is er jammer genoeg niet.
© Frits van der Waa 2019