de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 25 oktober 2019
Vergeten Hongaarse meester
Veress en Bartók. Vilde Frang e.a. Alpha.
Waarom kennen we de naam van Sándor Veress alleen maar uit de muziekgeschiedenisboekjes? Alleen al het begin van zijn strijktrio zet je meteen op het puntje van je stoel. Nou kan dat ook aan de musici liggen. Violiste Vilde Frang, altist Lawrence Power en cellist Nicolas Altstaedt schoven tijdens het Oostenrijkse Lockenhaus Kammermusikfest bij elkaar aan voor dit bijzondere stuk uit 1954, dat deze registratie dubbel en dwars verdient.
De Hongaar Veress (1907-1992) hoort tot generatie tussen de vroeg- en de laatmodernen. Hij was een leerling van Bartók en Kodály, en op zijn beurt leermeester van Ligeti en Kurtág. In 1949 week hij uit naar Zwitserland. Dat alles verklaart misschien zijn geringe bekendheid.
Zijn trio is in een woord meesterlijk. Het bevat sporen atonaliteit, maar zweemt ook naar Beethoven. En wat een kleuren! Het tweede deel gaat zo'n beetje verder waar Bartók ophield. Veel spannende ritmiek, een opwindende pizzicatopassage en verbazend vanzelfsprekend getik op de klankkast.
Voor het een halve eeuw eerder gecomponeerde pianokwintet van Bartók voegden Barnabás Kelemen, Katalin Kokas en Alexander Lonquich zich bij het ensemble. Het stuk past eigenlijk vrij slecht bij dat van Veress, want op zijn 24ste schreef Bartók nog tamelijk gezwollen hoogromantische muziek. Kwaliteit heeft het natuurlijk wel, maar het samenspel is lang niet zo hecht als in het trio.
Seldom Sene: Not a Single Road. Brilliant Classics.
Wie denkt niet van blokfluitmuziek te houden, moet toch maar eens naar de nieuwe cd van het wonderbaarlijke kwintet Seldom Sene luisteren. Wel is het beter om dan Ten Dipoles van Aspasia Nasopoulou even over te slaan wegens het amechtige aandeel van een blaaswindpijpeninstallatie.
Maar dan: supermooie en toch niet banale muziek van Sören Sieg, die het niet kwaad zou doen in een computerspel (en dat is een compliment), en een moderner, maar verbluffend stuk van Thanasis Deligiannis, waarin fluiten en close harmony elkaar naadloos afwisselen en aanvullen. Tegen die tijd zijn je oren ook wel voorbereid op de georganiseerde gekte in Quo quondam victa furore van Paul Leenhouts. Gebruikers van Spotify en dergelijke platforms moeten even opletten, want daar zijn de titels van de laatste acht onderdelen door elkaar geraakt.
Ketevan Roinishvili: Nana. 7 Mountain Records.
Volksmuziek is de grote inspiratiebron van de Georgisch-Nederlandse celliste Ketevan Roinishvili. Daar getuigt ze ook van op haar eerste cd, Nana, die opent met klassieke stukken van Bartók en Ligeti. Roinishvili levert vloeiend en expressief spel, met een slank geluid, een beheerst vibrato, en zonder de expressiepressie die oostwaarts nogal eens opgeld doet. Samen met pianopartner Daniël Kool komt ze tot prachtige klankmengingen in Gossamer Road van Florian Maier. Maar het soortelijk muzikaal gewicht van de componisten Lagidze, Tsintsadze en Say valt nogal tegen. De toegift, een écht volksliedje, gezongen door Nora Fischer, is een stuk minder braaf.
© Frits van der Waa 2019