Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 11 november 2019

De rollen omgedraaid bij Zauberflöte van Opera Zuid

Die Zauberflöte, opera van Mozart, door Opera Zuid o.l.v. Jorinde Keesmaat en Benjamin Bayl. 8/11, Theater aan het Vrijthof, Maastricht. Tournee t/m 8/12.

Morrelen aan een goede opera is al niet zonder gevaar, en minder geslaagde opera's verdragen dat soms nog minder. Die Zauberflöte van Mozart hoort, ondanks de voortreffelijke muziek, onmiskenbaar tot de tweede categorie. Het verhaal begint als een sprookje, maar eindigt als een vrijmetselaarsritueel. Hulpvaardige dames ontpoppen zich tot slechteriken en de boze ontvoerder blijkt een verheven goeroefiguur. Tot overmaat van ramp wemelt de opera van geringschattende uitspraken over vrouwen.

Het werd, kortom, tijd voor een frisse feministische wind. Opera Zuid heeft regisseur Jorinde Keesmaat de ruimte gegeven om Mozarts laatsteling in een nieuw licht te stellen. Het voordeel van Keesmaats benadering is wel dat de schurk de schurk blijft, want Sarastro's vrouwonderdrukkende vrijmetselaarsorde krijgt, anders dan in het origineel, uiteindelijk de kous op de kop. Daarbij komt dan onverwacht de onweersmuziek uit een andere Mozartopera binnenwaaien, waarna het eigenlijke moment suprême, de hier tot triomf opgewaardeerde ondergang van de Koningin van de Nacht en haar trawanten, een beetje in het water valt.

Zo belandt er helaas wel meer onder de tafel: het sprookjeselement bijvoorbeeld, en de humor, die in het personage van vogelvanger Papageno min of meer voor het grijpen ligt. De toverfluit en het toverklokkenspel dat Tamino en Papageno, de mannelijke protagonisten, aan het begin uitgereikt krijgen, hebben de gedaante van op afstand bestuurbare autootjes, met de driedimensionale beeltenis van de eigenaar erop. Dat klopt helemaal met de jongensachtige uitdossing en gedragingen van het tweetal. Papageno's panfluitje is vervangen door een mondharmonica – muzikaal niet de beste keus, maar akkoord, we gingen het nu eenmaal anders doen dan anders.

Zo zijn de uitdossingen van kostuumontwerper Leo van den Boorn vooral potsierlijk. De drie Dames hebben her en der vreemde uitstulpingen, de Koningin draagt een heupkurasje, Sarastro een hoepelbroekrok, en Papagena een extra buik- en bilpartij. Alle herenkostuums zijn voorzien van een subtiel schaamlapje.

Zo merkwaardig als de kostuums, zo strak is de verdere vormgeving. Hangende sliertgordijnen en de doorzichtige, personen bevattende dozen, die scenograaf Ascon de Nijs ook al in eerdere theaterstukken opvoerde, bepalen het beeld.

Zoals dikwijls bij Opera Zuid zijn Nederlandse zangers zeer goed vertegenwoordigd. Peter Gijsbertsen, die Tamino zingt, heeft vorig jaar de Nederlandse Muziekprijs gekregen, dus hij moet wel wat in zijn mars hebben, maar het komt er hier niet uit. Hij zingt alles even vlak, met dezelfde ietwat opgeschroefde expressie en een allesoverdekkend tremorvibrato. Ook zijn spel maakt Tamino sulliger dan nodig is. De enthousiaste Papageno van Michael Wilmering, uitgedost met Jerommeke-spierballen, biedt een aangenaam contrast, evenals de ongekunstelde, maar zeer uitdrukkingsvolle Lilian Farahani, die de Pamina-partij extra cachet mag geven met enkele gesproken fragmenten en het van Sarastro overgenomen slotwoord.

Sarastro zelf krijgt een solide, maar niet heel opmerkelijke vertolking van Bart Driessen, terwijl Lisa Mostin (Koningin) haar twee befaamde coloratuuraria's met succes volbrengt. De arme Ginette Puylaert (Papagena) mag wat extra rondlopen op het toneel, want zelfs het door Mozart voorgeschreven optreden als oud vrouwtje is haar niet gegund. Jacques de Faber komt sterk voor de dag als de voor de verandering roodharige Monostatos. Dat de drie knaapjes door twee countertenoren en een sopraan worden gezongen is bij kennelijk gebrek aan echte jongetjes begrijpelijk, maar evengoed teleurstellend. Hun gerolschaats maakt het beeld erg druk.

Hoewel de Philharmonie Zuidnederland een mooi gebalanceerd geluid ten beste geeft, is dirigent Benjamin Bayl blijkbaar bang dat het saai wordt, want hij holderdeboldert in up-tempo door de partituur heen, wat de voorstelling als geheel een uitgesproken kortademig karakter verleent.


Halts Maul!

In een van zijn laatste brieven aan zijn vrouw, van 9 oktober 1791, beschrijft Mozart hoe hij Emanuel Schikaneder, die de rol van Papageno zong, een poets bakte:
'Bij de aria van Papageno met het klokkenspel ging ik het toneel op, omdat ik zin had het zelf te spelen. Ik haalde een grap uit, door juist waar Schikaneder even rust had een arpeggio te spelen. Die schrok, keek in de coulissen en zag mij. Bij de tweede passage deed ik het niet; toen ging hij niet verder. Ik begreep wat hij wilde en speelde weer een akkoord. Toen sloeg hij op het klokkenspel en zei: 'Halts Maul.' Iedereen lachte. Ik geloof dat veel mensen door deze grap voor het eerst merkten dat hij het instrument niet zelf bespeelde.'


© Frits van der Waa 2019