de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 10 februari 2020
Perfecte huiver en onvervuld verlangen in Engeltjes' Winterreise
Schubert: Winterreise, door Maarten Engeltjes en Jan-Paul Grijpink. 8/2, Muziekgebouw, Amsterdam. Herhaling: Nijmegen (28/2)
Het is eigenaardig dat de countertenor als stemtype minstens twee eeuwen lang afwezig is geweest in de klassieke muziek, en pas bij de revival van de oude muziek is teruggekeerd. En dat terwijl er natuurlijk altijd mannen zijn geweest die hun falsetstem, feitelijk hun oorspronkelijke jongensstem, zijn blijven gebruiken.
Zo komt dat het wel even wennen is om in Schuberts Winterreise, een werk dat voor een bariton of tenor is gedacht, opeens zo'n hoog, zilverig geluid te horen als dat van countertenor Maarten Engeltjes. Maar och, waarom niet? Winterreise wordt af en toe ook gezongen door zangeressen, en Engeltjes is zelfs niet de eerste counter: Sytze Buwalda ging hem voor.
Winterreise is een uitzonderlijke liedcyclus: vierentwintig liederen op tekst van Wilhelm Müller, vol onderhuidse huiver en onvervuld verlangen, meesterlijk gevangen in subtiele harmonieën en uitgespaarde lijnen. Juist die aspecten komen bij begeleider Jan-Paul Grijpink, die net als Engeltjes een scherp oor heeft voor de tekst, het best tot hun recht. De schaarse woelige passages zouden wat transparanter kunnen.
Er doet zich hier een saillante omkering voor: Engeltjes' hoge tonen, bij anderen een kwestie van enige acrobatiek, klinken licht, soepel en naturel, terwijl juist de laagste noten niet vanzelf lijken te gaan. Het maakt wel dat het woord Tränen uit het derde lied extra sinister klinkt.
Hoe dan ook zijn de intensiteit en de grote expressie die beide muzikanten in de muziek leggen dusdanig perfect dat je bij hun optreden in het Amsterdamse Muziekgebouw van begin tot eind een speld kon horen vallen.
© Frits van der Waa 2020