Verschenen in de Groene Amsterdammer van 14 november 1984
Een ongelooflijke, maar droevige geschiedenis
'Eréndira', alweer een nieuwe Nederlandse opera
Er waart een spook door Nederland: het Spook van de Opera. Dat spook huist niet in de zombie op het Waterlooplein,
nee, het heeft zich genesteld in de harten van de komponisten. Samen met hun librettisten worstelen ze met het spook,
dat rammelt met de ketens van het verleden. Want de platvloerse helden, schurken en liefdesperikelen van weleer zijn in
de nieuwe opera vanzelfsprekend taboe.
De ambities zijn groot, maar de budgetten beperkt: vandaar de vele kameropera's voor een handjevol solisten en kleine
ensembles: Het blijft woekeren met beperkte middelen. Ook Klaas de Vries en Peter te Nuyl zijn die problemen niet te
boven gekomen in hun opera Eréndira, gebaseerd op een verhaal van Gabriel Garcia Márquez.
Ik had zo graag willen schrijven dat 'Eréndira' een fantastische opera is geworden. Jammer, het gaat niet. De
voorstelling mist nou net al die kwaliteiten die het oorspronkelijke verhaal zo fascinerend maken. Márquez
verhaalt in De ongelooflijke maar droevige geschiedenis van de onschuldige Eréndira en haar harteloze
grootmoeder hoe het meisje Eréndira door onachtzaamheid het huis van haar grootmoeder laat afbranden, en
vervolgens barbaars door haar wordt geëxploiteerd als hoer om die schuld te vereffenen. Aan hun omzwervingen en
lotgevallen komt een eind als Eréndira's minnaar (en gewezen klont) Odysseus de grootmoeder doodt.
Oorspronkelijk is het verhaal een filmscenario. Meer nog don Márquez' overige werk roept het sterke beelden
op, met zijn kompakte verteltrant, schijnbaar neutraal als een kamera, en zijn dynamische afwisseling van scènes,
verlgelijkbaar met de montage van close-ups en totaalbeelden. Maar die filmische kwaliteiten zijn niet makkelijk naar
theater of opera te vertalen.
Kuise verkrachting
Peter te Nuyl heeft, in zijn dubbele hoedanigheid van regisseur en librettist, kennelijk erg zijn best gedaan het
mystieke en mythische karakter van Márquez' proza tot uitdrukking te brengen, maar is daarbij alleen maar verder
van zijn doel af geraakt. Het invoeren van een verteller is geen gek idee, maar hij laat de arme man ook nog eens een
aantal personages uit andere verhalen van Márquez uitbeelden, Van vertellen komt zo niet veel meer.
"Márquez manipuleert, goochelt voortdurend met de tijd", stelt Te Nuyl in zijn toelichting. Zelf heeft hij dat
ook geprobeerd, maar zo klunzig, dat Eréndira een dimensieloos gebeuren is geworden, waarin juist van de
uitgestrekte tijdsbeleving en het beheerste ritme van Márquez' stijl niets is terug te vinden. Met horten en
stoten wordt de materie in vijf kwartier afgewerkt. Dat valt des te meer op doordat Te Nuyl vrijwel niets doet met
het veelbelovende dekor: er wordt voortdurend durend doelloos in rondjes heen en weer gewandeld.
Te Nuyl heeft daarbij kans gezien de figuren van Márquez vrijwel geheel van hun karakter te ontdoen. Volkomen
verdwenen is de bruutheid waarmee Eréndira wordt uitgebuit en dat is toch bepaald geen ondergeschikt
element in het verhaal. De eindeloze reeks mannen die haar misbruiken is hier gereduceerd tot een nietszeggend aantal
van drie, met wie ze dan zedig en kuis plaats neemt achter een soort kamerschermpje om door de spijltjes lege blikken
de zaal in te werpen. Ik geef grif toe dat je geen verkrachting hoeft te ensceneren om seksuele onderdrukking vorm te
geven, maar deze manier is ronduit belachelijk.
Haakwerkje
Er is in de hier getoonde Eréndira, gesµeeld door Gerrie de Vries, geen enkele emotie of psychologische
ontwikkeling te bespeuren. Marianne Blok doet haar best om de barse grootmoeder in al haar log- en laagheid op het
toneel te zetten, maar heeft uiteindelijk meer weg van een lief omaatje, dat alleen een haakwerkje ontbeert. Dat valt
wat tegen, na de intense doortraptheid waarmee ze in Peter Schats Aap als Knekelgeest over het podium stuiterde.
Toch is ze ook hier de ster van de opera. Heel overtuigend zijn haar ijldromen, waarin ze slapend het verleden herleeft.
Charles van Tassel gaat rond als een Houten Klaas. Veel meer valt er ook niet te maken van de schizofrene rol van
verteller, fotograaf en dode zeeman waarmee hij zit opgescheept.
Lucia Meeuwsen is de enige die in deze opzet de kans krijgt om echt iets te laten zien. Tweemaal maakt ze een entree
waarvan de vonken af spatten: eerst als non, later als hoerenmadam al is die tweede verschijning vrijwel identiek
aan de eerste en daardoor overbodig. De overige personages zijn nagenoeg gereduceerd tot zingende figuranten.
Heldere melodielijnen
Het is dan ook maar goed dat Eréndira als 'opera' en niet als 'muziektheater' aan het publiek wordt
voorgeschoteld. Het theaterpubliek zou er geen brood van lusten, maar voor operaliefhebbers is aan de muziek van Klaas
de Vries wel degelijk wat te beleven. Het orkest wordt gevormd door het Nieuw Ensemble, een van de beste onder de vele
kamermuziekgezelschappen voor moderne muziek die de laatste tijd als paddestoelen uit de grond rijzen.
De ongewone bezetting van dit ensemble (fluit, klarinet, trompet, trombone, mandoline, gitaar, harp, viool, bas en
slagwerk) leent zich goed voor allerlei subtiele en vervreemdende effekten.
Er zijn vele toespelingen op Latijns-Amerikaanse muziek te horen, zonder dat het platvloers of on-modern wordt. Klaas
de Vries is op zijn best als hij muzikale genres kan bekommentariëren: zo wordt hier een tango aan allerlei
muzikale manipulaties onderworpen. nu eens dromerig en omfloerst, dan weer helder en hoekig.
Het enige dieptepunt zijn de gregoriaanse melodieën die klinken als Eréndira naar een klooster is
ontvoerd; nog nooit heb ik zo erbarmelijk gregoriaans horen zingen. Maar verder heeft De Vries gelukkig goed gebruik
gemaakt van zijn uitstekende solisten. De melodielijnen vertonen heldere, gevarieerde contouren en zijn voor elk 'op
maat' gekomponeerd.
De tekst is meestal slecht te verstaan: het gebruikelijke opera-euvel. Gesproken tekstfragmenten zorgen voor grotere
duidelijkheid, maar doorbreken tegelijkertijd de muziek. Een heel bijzonder effekt is het gebruik van een vierstemmig
mannenkoor, dat in prangende lamentaties onder de solisten door schuift.
Toch blijft de muziek wat fragmentarisch. Klaas de Vries is een uitstekende komponist, maar heeft zich kennelijk niet
kunnen onttrekken aan de slecht getimede lay-out van het libretto.
Al met al blijft het modderen met de nieuwe Nederlandse opera. Het talent is er wel, maar het moet zich nog
selekteren. Er zijn zeker grote kansen voor de kleine opera: op den duur moet er toch een kombinatie uit de bus komen
van mensen die het kunnen.
Eréndira is nog te zien van 20 t/m 24 november in Bellevue, Amsterdam; 30 november in Weert, 1 december in Den
Haag en 2 december in Maastricht.
© Frits van der Waa 2007