Verschenen in de Groene Amsterdammer van 6 maart 1985
'Geen hond ter wereld weet waar het naar toe gaat'
Groeneprofiel: dr. Konrad Boehmer
Konrad Boehmer, Nederlands komponist van Duitse origine, is verleden week doorgedrongen tot de fameuze
Opéra van Parijs. Daar vond de wereldpremière plaats van ziJn opera Doktor Faustus.
De ontvangst was koel, hetgeen de komponist voor een belangrijk deel toeschrijft aan de "omhooggevallen
kloten" die in deze Opéra aan het bewind zijn. Wie is dr. Konrad Boehmer? Ooit geselde hij het
internationale muziekleven met Marx-citaten. Nu accepteert hij kapitale prijzen van Duitse kapitalisten.
Is de toenmalige ideoloog der Notenkrakers een 'Realmusiker' geworden?
Al sinds zijn eerste verschijnen in 1967 neemt dr. Konrad Boehmer (43) een uitzonderlijke positie in
in het Nederlandse muziekleven.
Ondanks zijn diepgaande bemoeiingen met de kultuur, als kommentator, bestuurder en docent, blijft
hij een vreemde eend in de bijt juist door zijn nimmer verslappende kritische instelling. Ook
als komponist sluit hij niet aan bij een groep, stijl of beweging in Nederland. De buitenlandse
erkenning die zijn opera Doktor Faustus ten deel is gevallen, beklemtoont dat eens te meer. Met
dit opus drong Boehmer als eerste Nederlander door tot de Parijse Opéra. Niet minder typerend is
de opschudding die hij daar teweegbracht door de leiding van de Opéra te kwalificeren als
"omhooggevallen kloten" en de organisatie te bestempelen als "een zwijnenbende". Onrustzaaier,
vredestichter, mopperaar en levensgenieter: dat alles en meer is Konrad Boehmer.
Iedere vrijdagavond ontvouwt Konrad Boehmer zijn beschouwingen in het NOSprogramma Muziekspiegel.
In weerwil van het veelal aktuele karakter van deze betogen, afgestoken in precies, vrijwel accentloos
Nederlands, doet de droge, belerende verteltrant vermoeden dat een grijsharige, eerbiedwaardige
professor achter de mikrofoon heeft plaatsgenomen. Niets is minder waar. De gezaghebbende
muzieksocioloog Boehmer maakt in het dagelijks leven zelfs een wat kwajongensachtige indruk. Een
beminnelijk heerschap, een boeiende en snaakse causeur, wiens kwinkslagen en schimpscheuten niet
verhullen dat achter de door brilleglazen vergrote pretoogjes een messcherp intellekt huist. Een
lichte korpulentie wijst erop dat zijn favoriete vergelijking tusscn goede muziek en lekker eten
niet uit de lucht is gegrepen.
Professor en kwajongen, het zijn twee tegenpolen in Boehmers karakter, die hem ongrijpbaar maken.
"Ik maak ongeveer bij ieder onderwerp rotopmerkingen", zegt hij in 1983 tegen een interviewer. Niemand
en niets ontkomt aan zijn vlijmende kritieken ook niet degenen die aanvankelijk door hem werden
geprezen.
*
Konrad Boehmer moet een onuitstaanbaar knap jongetje zijn geweest. In de jaren 1959-1969 studeert
hij muziekwetenschap, sociologie en filosofie, promoveert als 26-jarige op Zur Theorie der offenen
Form in der neuen Musik, en studeert kompositie bij Gottfried Michael Koenig (die zich later
eveneens in Nederland vestigde). Hij opent de jacht op komponisten die zich door het naziregime hebben
laten gebruiken: Carl Orff, Werner Egk, Hans Pfitzner, tot en met nota bene Igor Stravinsky. "Het was
de holle, lege orde van Stravinsky's neoklassicistische werken die kermelijk aansloot bij de holle
kultuur van het Derde Rijk." Hoewel hij (als oorlogsbaby) de Hitlertijd nauwelijks bewust heeft kunnen
meemaken, spreekt hij over het fascisme of hij het aan den lijve heeft ondervonden. Zijn hekel aan de
Duitse officiële kultuur oogt bijna traumatisch.
In het begin van de jaren zestig werkt hij ook in de Keulse studio voor elektronische muziek, samen
met Karlheinz Stockhausen. Nog steeds erkent hij de invloed van deze komponist op zijn eigen werk,
maar laat onderwijl geen gelegenheid voorbijgaan om diens totalitaire muziekregime aan de kaak te
stellen. In Boehmers marxistische visie weerspiegelt en bevestigt de muziek politieke en maatschappelijke
systemen: hoewel de komponist met zijn muziek de maatschappij niet kan veranderen, heeft hij wel de
plicht de gevestigde, burgerlijke muziekkultuur met alle mogelijke middelen te bestrijden.
*
In 1967 vertrekt hij naar Nederland, werkt een jaar in het Utrechtse Instituut voor Sonologie, en
wordt vervolgens door Vrij Nederland aangetrokken als muziekmedewerker. De jonge akademikus arriveert
op het juiste moment: het gist in het Nederlands muziekleven. Hij werpt zich op als het politiek
geweten van de Notenkrakers-groep en is weldra berucht als de meest venijnige horzel in de Nederlandse
muziekjoumalistiek.
Hij stelt de muziekindustrie aan de kaak, hekelt komponisten, en kritiseert het muziekonderwijs. De
praktische kant van zijn ideeën wordt niet altijd even helder uit de stortvloed van abstrakt en
theoretisch proza die hij op het lezerspubliek loslaat. Daarbij komt nog de snelle evolutie die zijn
denkbeelden in die periode doormaken: de radikale intellektueel wordt milder, maar ook cynischer. Na
vijf jaar verlaat Boehmer Vrij Nederland, overtuigd van de "machteloosheid van de muziekkritiek"
om iets aan de "grondslagen van de burgerlijke muziekkultuur" te veranderen. Sindsdien doceert hij
muziekgeschiedenis en theorie van de hedendaagse muziek aan het Haags Conservatorium. Ook geeft hij
muzieksociologie aan het Utrechtse Instituut voor Muziekwetenschap, maar daar is hij snel weer
vertrokken: "Zeker in de Nederlandse muziekwetenschap heb je een onheilige kombinatie van hoogleraren
en docenten die geen enkele vraag meer aan zichzelf, laat staan aan de wetenschap stellen, en aan de
andere kant studenten die deze vragen ook niet lijken te verwachten", zegt hij achteraf.
Ook houdt hij zich bezig met het lijmen van het konflikt dat de Notenkrakersakties hadden
teweeggebracht in het Genootschap van Nederlandse Componisten. Later van 1975 tot 1979
wordt hij voorzitter van datzelfde genootschap. De polemikus blijkt een konstruktieve kultuurpolitikus.
Naast zijn bestuurlijke en opvoedende aktiviteiten blijft hij komponeren. Hij weigert zich vast te
leggen in stilistische hokjes, doet niet mee aan wat hij het Hollandse "svsteemkomponisme" noemt en
richt zich in navolging van Edgard Varèse op "nieuwe vormen van klankkomposities". Helaas, zijn
muziek is aanzienlijk minder mededeelzaam dan zijn redeneringen, zij het even onstuitbaar. Een
onaantrekkelijke, wat grauwe klankwereld, bepaald door dikke instrumentale toonstapelingen en veel
slagwerk, af en toe opgefleurd door stijlcitaten, die hij dikwijls ontleent aan socialistische muziek.
Boehmer, inmiddels Nederlands staatsburger, verdiept zijn inzicht in de sociologie van de muziek
meer en meer. Als autoriteit op dit gebied verzorgt hij in 1979 een serie radio-uitzendingen voor de
BRT, later gebundeld in Geboeide klanken. In tegenstelling tot zijn als Gehoord en ongehoord
verzamelde VN-essays, wordt het boek met gemengde gevoelens ontvangen. "Zijn sociale geschiedenis
blijft een geschiedenis die voornamelijk uit evidenties en niets verklarende samenhangen, parallellen
en analogieën bestaat", oordeelt Elmer Schönberger, Boehmers opvolger bij VN. Deze vindt bovendien
dat het boek "ook nog slecht geschreven is". Konklusie: "Boehmer is niet meer wat hij geweest is en
als hij dat wel is, noodt dat tot een verlaat kompliment aan degene die vroeger zijn stukken voor Vrij
Nederland bewerkte."
*
Inderdaad, Boehmer is veranderd. De, man die altijd in het geweer kwam tegen kompositieprijzen,
inkasseert tot algemene verbazing in 1983 een bedrag van 75.000 DM voor zijn opera Doktor Faustus.
Na zijn beschuldigingen aan het adres van Boulez, Stockhausen en anderen dat ze zich hebben laten
inkapselenl door het kapitaal, is dat een merkwaardige wending. Boehmer zit er niet mee:
"Tien jaar geleden was ik de socialistische moralist nr. 1, maar na het volstrekte, falen van de
denkbeelden die uit de studentenbeweging van '68 zijn voortgekomen, moet je daaruit je konsekwenties
trekken", vertelt hij opgewekt in Het Parool. "Begrijp me goed, het betekent niet dat ik
nieuwrechts ben geworden. (...) Ik vind alleen dat je voorzichtig moet zijn met het absoluut formuleren
van je eigen inzicht in het historische en maatschappelijke proces. Waarom? Omdat dit voortdurend
verandert en geen hond op deze wereld weet waar het naar toegaat."
Konrad Boehmer heeft altijd gelijk. Hij is een geboren redenaar, die de feiten even elegant als
arrogant manipuleert. Hij draait, simplificeert, verwisselt ongezien het ontleedmes voor de botte bijl.
Hij is een charmante opportunist, die het beste voor heeft met de wereld en zichzelf, even integer als
immoreel.
© Frits van der Waa 2007