Verschenen in de Groene Amsterdammer van 13 maart 1985
Pure liefde, valse noten
Het Werkteater en de Kroning van Poppea
Een opera van Monteverdi door het Werkteater. Wat moet dat in 's hemelsnaam worden? Wat moeten
akteurs, die beroemd zijn geworden om hun eigengemaakte, vaak uiterst intieme, altijd sober vormgegeven
voorstellingen met zoiets extravagants en spektakulairs als een opera? Is dat mogelijk, met zeven
nauwelijks in het zingen geschoolde akteurs en aktrices en maar drie muzikanten een opera van Monteverdi
ten tonele brengen?
Tot onze verbazing levert De Kroning van Poppea een tegelijk feestelijke en ontroerende avond
op. De muziek van Monteverdi klinkt heel mooi. De bijna stuntelig gewone Nederlandse vertaling
ironiseert het 2000 jaar oude, gruwelijke liefdesverhaal van Keizer Nero en zijn geliefde Poppea. Door de
genuanceerde manier van spelen en zingen blijf je je afvragen of het nu gaat om een pure liefde tussen
twee jonge mensen, of om ambitie en machtswellust die over stapels lijken gaat.
Het is vooral de oudste garde van het Werkteater die deze opera speelt. Yolande Bertsch, Daria Mohr
en Herman Vinck behoorden in september 1970 tot de oprichters van de groep; Joop Admiraal en Frank
Groothof kwamen er kort daarna bij. De laatste jaren ging het niet zo goed met het Werkteater. Na de
grote, sociaal-psychologische produkties, zoals Toestanden, over het leven in een psychiatrische
inrichting, Avondrood, over mensen die wachten op de dood en twee stukken, waarin het sterven
centraal stond; na al die feestelijke zomerprodukties in de tent (Het feest voor Nico, Hallo
Medemens, Een zomeravond) was er in 1981 nog één keer een hoogtepunt: U bent
mijn moeder, waarin Joop Admiraal zichzelf en zijn demente moeder speelde. Ook andere leden van de
groep maakten in die tijd autobiografische stukken, maar ze haalden dat hoge niveau niet.
Er waren interne problemen, er gingen mensen weg, er waren allerlei soorten probeersels, die niet
zo'n succes werden. Vaak leidde dat tot avonden die "best aardig", waren, en dat is te weinig voor een
groep met zo'n grote traditie als het Werkteater.
Zo'n voorstelling is op het ogenblik bijvoorbeeld Romeo en Jeanette. Dat stuk uit 1946 van
Jean Anouilh heeft Shireen Strooker in 1963 als jonge aktrice bij Toneelgroep Theater gespeeld. Nu
speelt zij weer de rol van Jeanette, met een lid van de jongste gereratie van het Werkteater, Kenneth
Herdigein. Inderdaad een heel aardige voorstelling, maar wat moet je er meer van zeggen? Dat het stuk
gedateerd is, dat de 'vieze man' van Kees van Kooten mooi wordt geïmiteerd, en dat er verder niet
zo veel mee kan, maar dat het een sympathieke poging is iets met onze eigen toneelgeschiedenis te doen,
nu de vernieuwingen van na 1969 een beetje uitgeput lijken te raken.
Bloederig spoor
Met L'incoronazione di Poppea uit 1642 wordt nog veel verder teruggegrepen in de
theatergeschiedenis, naar de tijd dat de opera nog maar net uit een misverstand was ontstaan. Omstreeks
1600 dacht men in Italië dat de oude Griekse tragedies gezongen muziekdrama's waren geweest. De
eerste opera's werden geschreven met het idee dat hiermee deze klassieke traditie werd voortgezet. Voor
die opera's werd ook op klassieke stof teruggegrepen. In De kroning van Poppea is het de door
Tacitus messcherp beschreven episode uit de Romeinse geschiedenis, waarin Nero zijn bloederig spoor
trekt. Dezelfde stof waar we vroeger bij het maken van onze proefvertalingen al bij huiverden. Meer dan
de tot dan toe gebruikelijke mythologische gegevens biedt dit verhaal aanleiding tot felle muziek,
laaiend van hartstocht en bitterheid, maar ook met veel tederheid. Het muziekdrama van opera-grondlegger
Monteverdi heeft nog niets van de rigiditeit en het hol muzikaal vertoon dat later zo kenmerkend zou
worden voor het genre. Integendeel, de tekst staat voorop; de muziek is ondersteuning. Dat neemt niet
weg dat Monteverdi vooral in deze laatste van zijn drie bewaard gebleven opera's - een heel
uitgebreid muzikaal vokabulaire hanteert.
Giftige slang
Er is de laatste jaren een ware hausse te zien geweest in rekonstrukties van barokopera's, maar daar
heeft de voorstelling van het Werkteater niets mee te maken. Jan Ritsema, die deze voorstelling
regisseerde, geeft het publiek steeds de keus uit minstens drie niveaus. Door de taal en de manier van
spelen komt het verhaal heel dicht bij onze eigen tijd. De muziek brengt ons naar de 17de eeuw, als de
Venetiaanse burgerij ook wel eens de elegante geneugten van de Italiaanse hoven wil smaken. Maar
tegelijk is er steeds het verhaal dat allerminst een charmante geschiedenis vertelt. Is Poppea
inderdaad een giftige slang, die ten koste van alles de keizerinnekroon wil veroveren? Of houdt zij
werkelijk van Nero en hij van haar? De rol van Poppea wordt afwisselend door de drie aktrices gespeeld.
Elk van hen heeft haar eigen manier om de ambivalentie van Poppea te laten zien. Dame, kind-vrouwtje of
jong meisje, zowel een berekenende intrigante als een klein kind dat inslaapt in de armen van haar
kamermeid.
Nero is in de gestalte van Frank Groothof een aardige, jonge, onhandige man die een vreselijke
ellende aanricht, misschien zonder het te willen. En daar doorheen wandelt de pompeuze, moralistische
figuur van Nero's oude leermeester Seneca, (Herman Vinck), die zich tegen de verhouding met Poppea
keert en daarom gedwongen wordt zelfmoord te plegen. Zelfs daar weet hij een waardig afscheid vol
retoriek van te maken.
Dierbare clichees
Maar steeds is er, ook om en op het lijk van Seneca, de liefde. Er wordt dan zo aandoenlijk en lief
geduetteerd dat de andere spelers mee invallen. Ze kijken naar Poppea en Nero met smachtende blikken en
willen zo graag geloven dat dit werkelijke, pure liefde is, liefde die nu eenmaal niet anders kan dan
alles en iedereen opzij zetten, liefde die alle obstakels overwint.
De liefde heeft ook een ander gezicht: zij wordt gekorrumpeerd door de machtswellust en het
eigenbelang. Dat is de enige toevoeging aan het origineel: Amor, die oorspronkelijk alleen in de Proloog
optreedt, wandelt in de persoon van Joop Admiraal voortdurend over het toneel, levert kommentaar, schiet
wat in het rond met een katapult, en verloedert, jenevertjes tot zich nemend, van een vlotte jongen tot
een verlopen, geniepig mannetje, dat al evenzeer uit is op macht als de andere personages.
De opera duurt in zijn oorspronkelijke vorm bijna vier uur, maar dat is in de versie van het
Werkteater tot ongeveer de helft teruggebracht. Daarbij is het origineel zoveel mogelijk intakt gelaten.
Dat geldt ook voor de zelfgemaakte Nederlandse vertaling, die het Italiaans op de voet volgt en, rijmend
en wel, wonderlijk goed loopt, al blijft er hier en daar spanning voelbaar, omdat de oorspronkelijk
vanuit het Italiaans gekomponeerde melodieën en recitatieven zich moeilijk onderwerpen aan een
andere taal. De tekst komt heel dicht bij ons, met dierbare clichees als: "Ik houd van jou en blijf je
eeuwig trouw", of "De senaat kan de pot op en Seneca kan de klere krijgen".
Improviseren
De vokale prestaties van de zeven akteurs zijn allerminst professioneel, maar daar staat een
geweldige intensiteit tegenover. De vrouwelijke spelers hebben het het moeilijkst, waarbij vooral Carla
Reitsma wat belemmerd wordt door haar weinig draagkrachtige stem. Maar de mannelijke rollen komen sterk
naar voren: de falsetstem van René Groothof wekt aanvankelijk hilariteit bij het publiek, maar
werkt op den duur werkelijk ontroerend. Zijn broer Frank zingt of hij nooit anders heeft gedaan. De
instrumentale begeleiding, een klein gezelschapje van klavecimbel, viool en cello, vult op
voortreffelijke wijze aan wat de zangers àan bekwaamheid missen. In Monteverdi's muziek is van de
begeleiding alleen de basmelodie gegeven; de rest werd door de musici, al improviserend, zelf ingevuld.
Dat gebeurt ook hier, met kleurrijke effekten zoals getokkelde tonen, registerwisselingen in het
klavecimbel.
Zoals gebruikelijk bij het Werkteater, maar geheel vreemd aan de gangbare operapraktijk, is de
voorstelling iedere avond anders. De volgorde wordt nog steeds gewijzigd, er kunnen musici wel of niet
meedoen. Daardoor ontstaan er, tussen de akteurs of tussen akteurs en musici, onverwachte konfrontaties
die de voorstelling fris houden. Muzikaal gesproken groeit de voorstelling waarschijnlijk nog steeds.
Misschien zijn daardoor de wat meesmuilende krantenrecensies na de eerste voorstelling te verklaren.
Het Werkteater heeft zichzelf een extreme uitdaging gesteld met deze opera. Het is verrassend te
zien hoe dicht de spelers, langs een enorme omweg, weer terecht komen bij hun eigen gevoelens en
verlangens. Daardoor gaat De Kroning van Poppea over èchte mensen, net zoals
driehonderdvijftig jaar geleden. Dat is de kracht van Monteverdi, die 75 jaar oud met deze opera de top
van zijn kunnen bereikte. Dat is ook de kracht van het Werkteater dat, meer dan welke verantwoorde
rekonstruktie ooit zou kunnen doen, en ondanks alle valse noten en de kale, niet meer dan suggestieve
aankleding, de idealen van Monteverdi in deze voorstelling opnieuw vormgeeft: het samengaan van taal,
muziek en theater.
FRITS VAN DER WAA
MAX ARIAN
De Kroning van Poppea is in maart te zien in Haarlem (13 en 14 maart, Toneelschuur), Rotterdam
(15 en 16 maart, De Lantaren), IJmuiden (28 maart, Witte Theater), Leiden (29 en 30 maart, Laktheater)
en Amsterdam (20, 21 en 22 maart in het eigen gebouw van het Werkteater, Kattengat/Spuistraat 2, tel.
020-22.62.31)
© Max Arian/Frits van der Waa 2007