Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek

Verschenen in de Groene Amsterdammer van 23 april 1986

Zelfmoordpakt

Opera is een genre dat met wantrouwen dient te worden beschouwd. Voor gemeentebesturen is het al te vaak een opgefokt paradepaard, voor komponisten en zangers een bulldozer, waarmee het pad naar de onsterfelijkheid kan worden geëffend, voor het publiek een overspannen koorddans over de wankele draden van tekst, muziek en theatrale effekten.

Tegen die achtergrond zijn de kameropera-initiatieven van de stichting Operatief, voortgekomen uit de Lyrische Komedie, heel wat sympathieker. Door talentvolle komponisten, schrijvers en regisseurs bij elkaar te brengen stimuleert Operatief nieuwe ontwikkelingen, waarbij de inhoud van het drama, en niet het uiterlijk vertoon, in het middelpunt komt te staan, mede als gevolg van het kleinschalig woekeren met beperkte middelen. Het zijn sterke troeven, die niet altijd even handig worden uitgespeeld. Want niet elke komponist is een operatalent, niet iedere literator een librettist. In Operatiefs jongste produktie, Aan de Wannsee, een kameropera van Geert van Keulen op tekst van Louis Ferron, is duidelijk te zien hoe de verschillende disciplines elkaar voor de voeten kunnen lopen, alle talent en gebundelde krachten ten spijt.

De wortel van het probleem ligt in het libretto van Louis Ferron, dat zich koncentreert op de motieven achter het merkwaardige zelfmoordpakt dat de Duitse schrijver Heinrich von Kleist sloot met zijn vriendin Henriëtte Vogel. Op 21 november 1811 beroofde hij haar en vervolgens zichzelf van het leven aan de oever van de Wannsee. Een gebeurtenis die, zoals bij alle suicidale kunstenaars, de uiteindelijke waardering van Kleists oeuvre sterk kleurde en beïnvloedde.

Ferron houdt zich niet aan de historische gang van zaken: de figuur van Von Kleist is voor hem een voertuig om de haat-liefde-verhouding die hij er met de Duitse literatuur op na houdt vorm te geven. Hij ontmantelt de mythe rond Kleist door Henriëtte Vogel op de voorgrond te stellen. Ten langen leste is zij degene die het voortouw neemt en zichzelf doodschiet. Kleist zelf wordt een hoogdravende, maar slappe figuur, die achterblijft, weifelend tussen het aardse leven en de zelfgekozen dood die hem onsterfelijk zal maken.

In de regie van Paul Vermeulen Windsant slaat de balans volkomen door naar de kant van de haat. Daardoor is Aan de Wannsee van het begin tot het einde een cynische, grimmige voorstelling. Op de voorgrond een stalen wand (de Berlijnse muur). Daarachter zijn verzuurde boomstammen zichtbaar, die als de wand openschuift uit schedels blijken te groeien. Anne Marie Dur als Henriëtte Vogel is vooral een mistroostige patiënte, om wie een geur van noodlot hangt. Von Kleist (Wout Oosterkamp) wordt een grimassende gek in een soort WA-uniform, die aan het eind zelfs nog even een Hitlermaskertje opzet.

Doordat de handeling voor het grootste deel in de woorden van niet meer dan twee personages besloten ligt heeft Ferron komponist Geert van Keulen een moeilijke klus voorgeschoteld, die hij nog lastiger heeft gemaakt door de eerste helft van de vijf kwartier durende opera in te ruimen voor een monoloog van Henriëtte Vogel. Van Keulen is er desondanks in geslaagd het drama voort te stuwen met goed lopende vokale lijnen en ekonomische muziek. Het naast elkaar zetten van een strijkkwartet, twee blazers, slagwerk en een synthesizer brengt wonderlijke tegenstellingen in klankkleur teweeg, terwijl allerlei referenties aan Beethoven, Berg en andere komponisten een vervreemdende spanning opleveren. Maar misschien juist daardoor is het hem niet gelukt het libretto te overkoepelen met een dwingend muzikaal betoog. Listig geschreven, maar puur op effekt gerichte passages, zoals dreigend reperterende tromslagen en versneld omhoog lopende figuren doorbreken de grote samenhang, die bij vlagen wordt gesuggereerd.

Twee uitstekende zangers, technisch knappe muziek, een intelligent libretto, een (misschien té) sterke regie: al levert het bij elkaar geen geslaagde opera op, toch is Operatief weer een stap verder gekomen bij de ontwikkeling van muziektheater dat behalve handen en voeten ook een hoofd en een hart heeft.


© Frits van der Waa 2007